4 2. Bewaring B.: 1 °/oo over de nom. waarde der stukken (dus 1,— per 1000,—); Heeft een plaatselijke bank voor een totale nominale waarde van meer dan 50.000,in bewaring B, dan wordt berekend: %w met een minimum van 50, 3. Bewaring C.: hetzelfde tarief als voor Bewaring B. De plaatselijke Bank brengt aan haar cliënten, voor wie zij aan de Centrale Bank effecten in bewaring heeft gegeven, een iets hoger tarief in rekening, waarin zij dus een beloning vindt voor hare be moeiingen; dat tarief is als volgt vastgesteld: 1. Bewaring A.: V& °/oo over de nom. waarde der stukken (dus 0,50 per 1000,—); 2. Bewaring B.: 1% %>o over de nom. waarde der stukken (dus 1,25 per 1000,—); 3. Bewaring C.: zelfde tarief als Bewaring B. Bij het inzenden van effecten en andere waardepapieren ter bewa ring bij de Centrale Bank, verzuime de Kassier niet de volgende gege vens duidelijk te vermeiden: 1. de naam en het adres van de eigenaar (aan wie dus de coupons etc zullen moeten worden afgerekend); 2. de reden waarom de betreffende stukken, voorzover geen eigendom van de Bank zelf, bij de plaatselijke boerenleenbank werden gede poneerd; dit kan dus zijn: a. als onderpand voor een verleend voorschot of crediet; b. als zekerheidsstelling voor de Kassier; c. als bewaargeving: wanneer de cliënt de bewaring en behande ling zijner stukken aan de boerenleenbank wenst toe te vertrouwen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1951 | | pagina 11