7917
restanten plus 50% van de toegekende Rijksbijdrage, in de
plaats van 100% van de bijdrage bindend voor te schrijven.
Wij nemen echter aan, dat de wetgever de minister deze
bevoegdheid heeft toegedacht, opdat de oude-hypofheek-
houders eerder geneigd zouden zijn vrijwillig tot een rang
regeling mede te werken, waarbij zij immers een betere rang
kunnen verwerven, dan de wet hen bij gedwongen rangre
geling garandeert.
Waar de wet ten aanzien van de Rijksbijdrage het genoem
de beginsel ten troon verheft, verwondert het ons, dat zij niet
bepaalt, dat ook de schadevergoeding van de molestmaat-
schappijen op de eerste plaats geheel of gedeeltelijk aan de
hypotheekhouder ten goede dient te komen. Wij zijn ons
ervan bewust, dat de rechten van de hypotheekhouder hier
niet zo sterk spreken, als bij de van Rijkswege toe te kennen
schadevergoeding, maar zien hierin toch voor de wetgever
geen reden, om aan dit punt stilzwijgend voorbij te gaan.
Nu de wet dit laatste wel doet, zal het mogelijk zijn dat de
eigenaar van een verwoest pand, dat zwaar was belast, met
een behoorlijk bedrag van de molestverzekering gaat strijken,
terwijl de hypotheekhouder met een oninbare vordering blijft
zitten. Speciaal in geval van faillissement van de schuldenaar,
waarbij de molestpenningen immers in het faillissement val
len, dus aan alle schuldeisers ten goede komen, treedt de
onbillijkheid duidelijk aan het licht.
Niet alleen aan de oude-hypofheekhouders is de wet tege
moetgekomen, maar ook aan hen die onder hypothecair
verband gelden ter leen wensen te verstrekken tot bevorde
ring van het herstel. Met de opbouw-hypotheek is een ge
heel nieuw begrip in ons hypotheekrecht binnen gevoerd. De
wetgever heeft hier ongetwijfeld een kunststuk gewrocht,
waardoor de belangen van de oude- en de nieuwe geldge
vers in evenwicht worden gebracht. Zoals wij reeds opmerk
ten, is het geheel echfer zo ingewikkeld, dat onze boeren
leenbanken en waarschijnlijk de bankwereld in hef algemeen
van de mogelijkheid fot het vestigen ener opbouwhypotheek
niet veel gebruik zullen maken. In de pracfijk zal het meesten
tijds de Staat zijn, die een opbouwhypotheek verkrijgt voor
door haar verleende credieten. Hier doet zich het nadeel ge-
yoelen, dat de Staat bevoegd is om deze hypotheek te ves-