7902
de verlening van een crediet van 50.000,en hoger afzon
derlijk goedkeuring te vragen aan De Nederlandsche Bank.
Deze regelingen komen thans met ingang van 1 Januari a.s.
te vervallen; daarvoor in de plaats treden de navolgende
algemene vergunningen:
no. 40 A voor handelsbanken;
no. 40 B voor handelsbanken, die geen maandstaat bij De
Nederlandsche Bank indienen;
no. 40 C voor de Centrale Boerenleenbanken;
no. 40 D voor de plaatselijke boerenleenbanken aangeslo
ten bij een der beide Centrale Boerenleenbanken;
no. 40 E voor de niet bij een Centrale Bank aangesloten
boerenleenbanken.
Bij al deze vergunningen wordt ervan uitgegaan, dat de
banken in beginsel vrij zijn om voorschotten en credieten te
verlenen, doch dat, indien de som van de debetsaldi in lo
pende rekening en uitstaande voorschotten, die onder de
credietbeperkingsregeling vallen, boven een bepaald maxi
mum bedrag uitgaat, de crediet- en voorschotverlening niet
meer uit de aan de bank toevertrouwde middelen, (spaar- en
depositogelden en creditgelden in lopende rekeningen) mag
geschieden, doch uitsluitend uit geld, dat daartoe door tus
senkomst van de Centrale Bank bij De Nederlandsche Bank
N.V. tegen een bepaalde rentevergoeding, n.l. het officieel
promessedisconto (thans 3^%), moet worden opgenomen.
De zo juist genoemde betrekkelijke vrijheid bestaat echter
alleen voor die bankinstellingen, welke iedere maand gege
vens inzenden op een door De Nederlandsche Bank vastge
stelde maandstaat, waaruit kan worden vastgesteld, of en in
hoeverre de aan de vrije credietruimte gestelde grenzen zijn
overschreden. Om per 1 Januari a.s. van deze betrekkelijke
vrijheid gebruik te kunnen maken, dient deze maandstaat voor
het eerst per 15 December 1950 bij de Centrale Bank te zijn
ingediend.
Gezien het uiteenlopende karakter van de bankbedrijven
in ons land is De Nederlandsche Bank er toe overgegaan om
niet één, maar vijf algemene vergunningen te verlenen, ten-