7873 Naar aanleiding van dif rapport werden door Mr. Ph. C. M. van Campen, directeur van de Coöperatieve Centrale Boe renleenbank te Eindhoven, enkele opmerkingen gemaakt die weliswaar een aanvullend karakter droegen, maar die om hun actualiteit in extenso hieronder worden opgenomen. Na een korte inleiding betoogde Mr. v. Campen: „Directeur Ludwig heeft zich beijverd algemene aspecten van de organisatie van het landbouwcrediet naar voren te brengen. Daarmede heett hij weer getoond hoe een klein land in het internationaal overleg richtlijnen kan verstrekken en aanwijzingen kan geven, waarmede alle geïnteresseerde landen hun voordeel kunnen doen. Ik zou niet gaarne aan de Heer Ludwig mijn hulde willen onthouden voor de beknopte aanduiding van de beginselen, waarop een juist gerichte agrarische credietgeving dient te zijn gebaseerd. Zonder ook maar enigermate te willen afdingen aan de waarde van zijn uiteenzettingen, voel ik mij toch geroepen enige korte aan vullende opmerkingen bij zijn betoog te maken. Gaarne stem ik met de Heer Ludwig in, dat het landbouw crediet moet bijdragen tof de verbetering van de rendabiliteit van het bedrijf en dat in het bijzonder de besteding van het crediet wel in 't oog moet worden gehouden. Ook zijn op merkingen omtrent de afwikkeling van alle geldzaken van de debiteur over de bank is mij uit het hart gegrepen. Hierbij meen ik evenwel te moeten opmerken, dat zulks niet alleen van belang is voor die landbouwcredietbanken, die tevens ook een aan- en verkoopbedrijf uitoefenen, ook de zuivere boerenleenbanken, zoals wij die in Holland en in België ken nen, kunnen ongetwijfeld de mogelijkheden voor credietver- lening verbreden, indien boeren en tuinders meer en meer ertoe overgaan om de opbrengsten van hun bedrijf te laten tegoed schrijven op rekening bij de boerenleenbank en ver volgens ook hun betalingen over hun rekening bij de boe renleenbank te regelen. De medewerking van de coöperaties is hiertoe onontbeerlijk. Hierdoor worden niet alleen de fond sen, waarover de boerenleenbanken beschikken, verbreed, doch ongetwijfeld wordt ook de credietwaardigheid van boer en tuinder daardoor verhoogd. In onze boerenleenbankor ganisatie zijn wij dan ook zover gegaan te bepalen, dat hoe zeer de statuten van de boerenleenbanken voorschrijven, dat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 51