7774
omstandigheden is het Nederlandse geldwezen evenwel ver
troebeld door de grote vlottende Staatsschuld, die in de vorm
van Schatkistpapier door de bankinstellingen getinancierd
wordt. Indien nu in grote mate een beroep op het bankcrediet
wordt gedaan, zullen de banken geneigd zijn om het Schat
kistpapier af te stoten. Hiermede kunnen zij evenwel voorals
nog schier eindeloos doorgaan, zodat ook indien het verle
nen van bankcrediet een excessieve vlucht zou gaan nemen,
van beroep op de Nederlandsche Bank ter aanvulling van
financieringsmiddelen nog geen sprake zou behoeven te zijn.
Met andere woorden onder de na-oorlogse omstandigheden
staat de Nederlandsche Bank, die naar haar aard en krachtens
uitdrukkelijke wetsopdracht tot taak heeft de monetaire orde
in Nederland te handhaven, machteloos tegenover de crediet-
geving der banken als een eventuele bron van inflatie-ge
vaar. Nu willen wij in het midden laten of reeds van een ex
cessieve credietverlening door de banken zou kunnen wor
den gesproken; wel kunnen wij ons indenken, dat de Neder
landsche Bank het noodzakelijk achtte om een wapen in de
hand te hebben, indien eventueel een dergelijk gevaar van
de zijde van de banken zou gaan dreigen.
In het licht van het vorenstaande moet worden gezien de
publicatie van de Nederlandsche Bank dd. 25 September
1950, waarbij niet alleen een verhoging van de disconto
rente wordt aangekondigd, doch tegelijkertijd ook haar voor
nemen om over te gaan tot een effectief toezicht op de cre-
dietgeving en wel in dien zin, dat door hef stellen van liqui-
diteitseisen de credietverleningsmogelijkheden van de bank
instellingen zouden kunnen worden ingeperkt. Wij laten hier
thans de publicatie van de Nederlandsche Bank in haar ge
heel volgen:
„De Nederlandsche Bank heeft met ingang van 26 Septem
ber 1950 wijziging gebracht in haar rentetarieven. Daarbij
heeft zij het wisseldisconto en het promessedisconto, die van
27 Juni 1941 af respectievelijk 2j^°/o en 3°/o beliepen met
j/2% verhoogd; de rente voor voorschotten in rekening-cou
rant, laatstelijk per 29 Augustus 1939 vastgesteld op 3^2%,
blijft onveranderd.