7808
a. De plaatselijke boerenleenbanken;
b. De districtscentrales;
c. De Nationale Centrale Bank.
ad a. De plaatselijke boerenleenbanken.
Leden hiervan mogen alleen maar zijn: eigen boeren, tuin
ders, pachters en de werknemers op deze bedrijven. Elke
boerenleenbank bestrijkt een bepaald geografisch gebied,
terwijl men uitsluitend lid kan worden van de boerenleen
bank, binnen welker gebied men werkzaam is.
Ook ambachtslieden kunnen lid worden van de plaatselijke
bank, maar alleen, indien ze in hoofdzaak op de agrarische
sector georiënteerd zijn. leder lid is verplicht één aandeel
(van 25 kronen)1) te nemen bij zijn toetreding tot de bank, on
afhankelijk van de grootte van zijn bedrijf. Wel is het toege
staan en hef wordt ook bevorderd om meer dan een
aandeel te nemen. Immers de beperkte aansprakelijkheid der
leden (tot maximaal 5% van hun tegoed bij de bank) dwingt
de boerenleenbanken het eigen vermogen zo groot mogelijk
te maken, teneinde de bank een voldoende solide basis te
geven. Dit neemt echter niet weg, dat, in overeenstemming
met het coöperatief principe, ieder lid slechts één stem heeft
op de algemene vergadering, onverschillig hoeveel aandelen
hij heeft.
Dat de rationalisatie, waarmede men sinds 1940 bezig is,
gevolgen heeft gehad blijkt hieruit, dat het aantal leden ge
middeld per boerenleenbank in Zweden 213 bedroeg in
1948. Het gemiddeld aantal leden van de Nederlandse boe
renleenbanken aangesloten bij de Centrale Bank te Eindho
ven bedraagt 147.
ad b. De districtscentrales.
Zweden is geografisch verdeeld in een tiental districten,
in elk waarvan een districtscentrale werkzaam is. Iedere dis
trictscentrale heeft dus zijn eigen geografisch gebied en alle
boerenleenbanken in dit gebied zijn wettelijk verplicht lid te
worden van de betreffende districtsbank. Dit dus in tegen
stelling met ons land, waar de aansluiting bij een centrale
vrijwilig is. Naast de boerenleenbanken kunnen ook andere
100 Zwéedse kronen fl. 73.50.