7807 vergelijken met onze Nufsspaarbanken), die zich tevens bezig hielden met de crediefverlening. Men was dus niet voor het verkrijgen van credieten aangewezen op woe- kerpractijken of zeer dure credieten. Eerst toen de behoefte aan bedrijfscrediet toenam en de spaarbanken hieraan op onvoldoende wijze konden vol doen, ging men over tof de oprichting van boerenleen banken. 2. Een tweede reden moet men zoeken in de Zweedse wet geving, die zeker niet bevorderlijk was voor de oprich ting van coöperatieve banken. Met name de bepaling, dat onbeperkte aansprakelijkheid niet was toegestaan, heeft op de oprichting der banken een remmende invloed gehad, daar de soliditeit hierdoor veel geringer werd. Ontwikkeling. Zoals we reeds gezien hebben, was de Zweedse wet niet bevorderlijk voor het oprichten van boerenleenbanken. Pas toen in 1915 een speciale wet m.b.t. de landbouwcredietor- ganisatie tot stand was gekomen, werden de eerste boeren leenbanken opgericht. Ondanks deze wetswijziging bleven nog steeds beperkingen bestaan, vooral als gevolg van een zeker scepticisme met betrekking tof de doeltreffendheid van het coöperatieve systeem en ook tengevolge van de oppo sitie van de reeds bestaande banken. In de periode 19151925 werden dan ook slechts 137 plaatselijke banken opgericht, terwijl in ons land in de eerste tien jaren (18991909) 557 banken het levenslicht aan schouwden. Door het verminderen van de juridische bezwaren bij wets wijzigingen in 1930 en in 1942 versnelde de groei aanmerke lijk, zodat men in 1940 reeds 754 banken telde met ruim 108 duizend leden. Een daarna optredende rationalisatie, welke leidde tot het samensmelten van vele banken, deed het aan tal banken dalen tof 634 in 1949. Het aantal leden steeg ech ter van 108.000 in 1940 tot ruim 135.000 op 31 Augustus 1949. Organisatie. In tegenstelling met ons land is het boerenleenbankwezen in Zweden op 3 verschillende niveau's georganiseerd, t.w.:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 37