7800 len de huurprijs vastgesteld door de Minister van Wederop bouw en Volkshuisvesting. V. De huurprijs van ongebouwd onroerend goed wordt nief verhoogd. De Regering is n.l. van opvatting, dat het bij zondere motief voor de huurverhoging n.l. de stijging van onderhoudskosten bij deze categorie van onroerend goed niet of in veel mindere mate aanwezig is. De bestaande huur van ongebouwd onroerend goed wordt dus niet verhoogd, terwijl in na het in werking treden dezer wet te sluiten huur contracten ongebouwd onroerend goed betreffende geen hogere huurprijs mag worden bedongen dan die, welke voor een vergelijkbaar ongebouwd onroerend goed geldt. Mocht echter de wenselijkheid blijken om voor sommige groepen van ongebouwd onroerend goed in dit opzicht een uitzonde ring te maken, dan kan zulks geschieden bij Algemene Maat regel van Bestuur. VI. Hef vasthouden aan de hiervoren onder I. tot en met V. beschreven algemene huurnorm kan in vele gevallen tot onbillijkheden leiden. Daarom is de mogelijkheid geopend om bij Algemene Maatregel van Bestuur een afwijking van de algemeen voorgeschreven huurprijs foe te laten. Hierop is reeds gewezen onder I., II. en V. Deze afwijkingen kunnen echter zowel een groter percentage dan 15 als een lager percentage dan 15 inhouden. VII. In het vorengaande is besproken de huurprijsrege ling inzake de zgn. Hoofdhuur, d.i. de huur van een onroe rend goed of van een zelfstandig gedeelte daarvan. Thans dient te worden behandeld de huurprijsregeling inzake de zgn. deel- en onderhuren. A. Deelhuur. Onder deelhuur wordt verstaan het huren rechtstreeks van de eigenaar van een niet zelfstandig gedeelte van een onroerend goed, waarbij dienen te worden onder scheiden: 1. de gevallen, waarin de eigenaar nief zelf hef reste rende gedeelte bewoont of voor de uitoefening van zijn bedrijf bezigt, doch ook dit resterende gedeelte aan een ander verhuurt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 30