7796 4. De Huurprijsuitvoeringsbeschikking 1948. Krachtens dit besluit kan, al naar gelang van de meer ot mindere intensieve inwoning (onderhuurders), de huur worden verhoogd met een percentage variërende van 5 tot 30. 5. De Huurprijsuitvoeringsbeschikking 1949. Dit besluit regelt een huurverhoging voor het geval dat een woning is verhuurd onder beding, dat de kosten van het leidingwater geheel of ten dele door de eigenaar aan hef water leverende bedrijf worden betaald. 6. Het Huurbeschermingsbesluit 1940. In dit besluit is bepaald, dat ontruiming slechts in enkele met name genoemde gevallen o.a. onbehoorlijk gebruik, wanbetaling van huurpenningen, dringend eigen gebruik, kan worden gevorderd. Zoals in de aanvang van dit artikel is gezegd, vindt dit complex van de huurprijs regelende en de huurder bescher mende maatregelen zijn oorzaak in de schaarste op het ge bied van het gebouwd onroerend goed. Deze schaarste zal, naar verwacht mag worden, nog geruime tijd voortduren, daar de omvang van de nieuwbouw momenteel alleen nog maar in staaf is om de woningbehoefte, voortvloeiend uit het normale bevolkingsacres, op te vangen. De overheid vol hardt dan ook, zij het met de nodige correcties, in haar huur- politiek en heeft deze thans vastgelegd in een in samenwer king met de Stafen-Generaal tot stand gebrachte wet, met welker inwerkingtreding opgemelde besluiten en beschik kingen komen te vervallen. Hoewel de dag van in werking treden van deze Huurwet nog niet is vastgesteld (vermoedelijk zal dit zijn de 1e Januari 1951) komt hef ons toch gewenst voor reeds thans een over zicht van haar belangrijkste bepalingen te geven. Vooraf zij opgemerkt, dat een belangrijke categorie van onroerend goed die van het landelijk onroerend goed, waarvoor het Pachtbesluit geldt van de onderhavige wet telijke regeling wordt uitgezonderd, daar de pacht sinds 1937

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 26