7793 dif voorbeeld aan de eigenaar ter beschikking wordt gesteld is renteloos en dit gedeelte zal hem na verloop van tien jaren geheel of gedeeltelijk in de vorm van een uitgestelde bijdrage worden kwijtgescholden. In verband met het feit dat dit gedeelte van het crediet eigenlijk meer het karakter heeft van een aanvullende bijdrage, waarvan het bedrag niet definitief is vastgesteld, dan van een geldlening in de eigen lijke zin van het woord, bepaalt de wet dat de opbouwhypo- theek, die tot zekerheid van deze geldlening ten behoeve van het Rijk zal worden gevestigd, in twee delen uiteen zal vallen. Voorzover de geldlening renteloos is ofwel daaraan bijzondere renfefaciliteiten zijn verbonden zal de opbouw- hypotheek rang nemen na alle op het moment van de schade bestaande hypotheken. De volgorde van de hypotheken zal dus, aangenomen dat de situatie van de Handelsbank het zelfde is als in het voorbeeld waar de Herstelbank als geld- geefster optrad, als volgt zijn beslag vinden: de Handelsbank eerste hypotheek tot een bedrag van 41.000, het Rijk opbouwhypotheek tot een bedrag van 65.000, de Handelsbank tweede hypotheek tot een bedrag van 9.000, het Rijk opbouwhypotheek tot een bedrag van 110.000,— Bij deze gang van zaken is de vordering van de Handels bank beter gedekt dan in het zo juist vermelde voorbeeld, waarin de Herstelbank en niet het Rijk het crediet voor de wederopbouw verschafte. De hypotheekhouder geniet nu mee van de bijzondere hulp, die de eigenaar van Rijkswege boven de hem toegekende bijdrage geboden krijgt. Hef bovenstaande zal het de lezer duidelijk gemaakt heb ben, dat van een opbouwhypotheek slechts sprake behoeft te zijn, wanneer het onroerend goed, waarop een geldgever, die in de financiering van de herbouw of het herstel tegemoet komt, hypotheek verlangt, reeds met een hypotheek is be last. Het komt echter voor dat de Centrale Bank aan de plaat selijke boerenleenbank modellen verstrekt, waarbij gespro- Zie Mededelingen van Maart 1950 blz. 7503 en vlg.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 23