7789
overleg zoveel tijd zou vergen dat de wederopbouw hier
door getraineerd zou worden, kan hij de Minister verzoeken,
ambtshalve een rangregeling tot stand te brengen. De wet
bepaalt dat de Minister bij zulk een rangregeling de oude
hypotheek eerste in rang zal laten blijven tot een bedrag dat
gelijk is aan de waarde der restanten van het onderpand, zo
als die naar het oordeel van de Minister op het tijdstip van de
toebrenging der schade daaraan moest worden toegekend,
vermeerderd met tenminste 50°/o van de bijdrage, die ter
zake van de geleden schade in het Grootboek voor de We
deropbouw is ingeschreven. De wetgever heett hierbij over
wogen dat de oude hypotheek billijkheidshalve niet verder
kan strekken als eerste hypotheek dan de waarde, die het
goed na de beschadiging moest worden toegekend, vermeer
derd met de van Rijkswege toe te kennen schadepenningen.
Wij zien dus dat de wetgever hier het beginsel, dat de scha
depenningen in de plaats van het verhaalsobject dienen te
treden, heeft aanvaard. Wij vrezen evenwel dat het feit, dat
de Minister door de wetgever niet wordt verplicht de oude
hypotheek tot de volle honderd procent van de schadever
goeding in zijn eerste rang te herstellen, maar hem slechts
bindt aan het minimum van 50%, hieraan te wijten is, dat de
wetgever dit beginsel slechts half heeft aanvaard. Wij kunnen
ons voorstellen dat deze mogelijkheid tot beperking mede
op grond van de overweging in de wet is opgenomen, dat
hierdoor rangregeling bij onderling overleg, waarbij de par
tijen in de bepaling van de verhouding uiteraard geheel vrij
zijn, zou worden bevorderd.
Zoals v/ij reeds gezien hebben is de hypotheekhouder, die
zijn rechten bij de Grootboekinschrijving heeft laten aante
kenen aan de ene kant bevoegd beslag te leggen op de ren
tevergoeding, die door de Directeur van hef Grootboek wordt
uitgekeerd, maar hij moet zich aan de andere kant terzake
van de hoogte van de rente en de mogelijkheid om aflossing
te vorderen bepaalde beperkingen laten welgevallen. Soort
gelijke bepalingen worden de houder van een oude hypo
theek opgelegd in het geval, dat de Minister een rangrege
ling treft en de oude hypotheek daarbij behalve tot de waar
de van de restanten ook nog recht van eerste hypotheek be
houdt tot een bedrag dat tenminste gelijk is aan 50% van