7780 Mede daarom zal naar het oordeel van de Minister de me thode van kostprijsberekening herzien moeten worden. Afgaande op deze zinsnede kan men moeilijk de gedachte aan een bepaald jaagsysteem, door de prijzen van de voor naamste producten op een zodanig niveau te stellen, dat eigenlijk alleen de beste bedrijven daarmee zullen kunnen uitkomen, van zich afzetten. Bedrijfsgrooiie en Eigendomsverhoudingen in de landbouw. De Mei-inventarisatie van 1948 is ook gebruikt om een in zicht te verkrijgen aangaande de bedrijfsgrootte en de eigen- dom-pachtverhouding. Dergelijke onderzoekingen zijn ook in 1910, 1921 en 1930 verricht. Hieruit is gebleken, dat in de periode 19301948 het aan tal grondgebruikers met 1—5 ha cultuurgrond met 4% is ge daald, terwijl ook het aantal bedrijven groter dan 50 ha is afgenomen, n.l. met meer dan 10%>. Daarentegen nam het aantal bedrijven van 510 ha toe met 10%, van 1020 ha met 19% en van 2050 ha met eveneens 10%. Opvallend is de achteruitgang van de exploitatie in eigen dom. Terwijl in 1930 nog bijna 51% van de totale oppervlakte cultuurgrond door eigenaars werd geëxploiteerd, bedroeg dit percentage in 1948 nog geen 43%. De daling van het percentage, in eigendom geëxploiteerd, vond niet alleen plaats in de provincies, waarin van ouds de pacht een zeer voorname plaats heeft ingenomen, doch ook op de zand gronden, zoals in Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant. Het volgend staatje geeft een beeld van de verhouding eigenclom-pacht in de verschillende provincies, waarbij le vens nog aangegeven is, welk gedeelte van de oppervlakte cultuurgrond door ouders aan kinderen is verpacht.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 10