7765 gaan vinden. Dit is een verrassend aspect aan een overigens trieste zaak. Want het is niet zo maar vanzelfsprekend dat vandaag de dag onze boeren voor een groot deel met een bankrekening werken en dit heel gewoon zijn gaan vinden. Hieraan ging een sterke propaganda en onvermoeid ijveren, zowel van de C.C.B. als de plaatselijke banken, vooraf. Het valt daarom des te meer te betreuren, als een andere instel ling van onze boeren om de een of andere reden nief mede werkt om het bankgiroverkeer te stimuleren als zich daartoe de gelegenheid biedt. U hebt, collega, de door U opgewor pen kwestie zeer duidelijk uiteengezet. Afgaande op hetgeen U schrijft en op de mening van verschillende andere kassiers, moeten wij vaststellen dat de oplossing van deze kwestie alleen kan geschieden door een wijziging in de houding der Veecentrale. Deze heeft namelijk als reden opgegeven: het contact van de plaatselijke zaakvoerder met de leden wordt bevorderd door het thuisbrengen der gelden. Als wij goed zijn ingelicht, dan worden er algemeen klachten geuit over het te lang uitblijven der afrekeningen van de Veecentrale met de veehouders. Wij mogen het als vaststaand beschou wen dat dit niet zozeer betreft de betaling van het geleverde vee, als wel de vaststelling van het bedrag dat de veehouder wegens levering van vee heeft te vorderen. Het is nu eenmaal zo, dat iedereen en vooral de boer, gaarne weet wat hij terug ontvangt voor een geleverde prestatie en wel direct of zo spoedig mogelijk. Het realiseren der vordering komt op de tweede plaats. Als dus het bekend maken van de grootte zijner vordering aan de veehouder-leverancier primair is, dan ligt het op de weg der Veecentrale, de afrekeningen zo snel mogelijk in het bezit van de leverancier te stellen; zonder dat deze begeleid wordt door contant geld. Hiervoor kan de plaatselijke zaakvoerder worden ingeschakeld, die op deze wijze het gewenste contact onderhoudt. Deze man behoeft dan nief het risico te lopen dat hij geld verliest of zich verre kent, welk risico zich voortzet en uitbreidt tot hef geld ten slotte naar de bank terugkeert. De veehouder komt dan te vens niet voor de onaangename vraag te staan hoeveel hij van het te ontvangen bedrag in de hand van de zaakvoerder dienf achter te laten. De Veecentrale moest niet willen dat de leden voor een dergelijk dilemma geplaatst werden omdat

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 39