7759
a. Met de uittreksels uit de grootboeken voor het boek
jaar 1950 kan reeds nu worden begonnen, voorzover betrett
de kolommen folionummer, nummer van het boekje, naam van
de rekeninghouder en beginsaldo. Indien er niet voldoende
uittrekselformulieren op de bank aanwezig zijn, vrage men
deze aanstonds bij de Centrale Bank aan. De kolom saldo aan
het begin van het boekjaar kan kloppend gemaakt worden.
Het totaal van deze kolom moet namelijk overeenstemmen
met de kolom saldo aan het einde van hef boekjaar op de
uittreksels van het jaar 1949.
b. Periodiek (per maand of per kwartaal) controleert men
post voor post of de dagboekposten naar de grootboekreke
ningen zijn overgebracht. Hierbij dient men uit te gaan van
het grootboek. Rekening voor rekening worden de posten
op de grootboekrekeningen vergeleken met het dagboek.
Op beide plaatsen, d.w.z. èn op de grootboekrekening èn in
het dagboek wordt bij de overeenkomstige bedragen een
tekentje gepiaatst.
Het spreekt vanzelf, dat dit werk met grote zorgvuldigheid
moet geschieden. Wanneer men slechts één steek laat vallen,
kan alle moeite vergeefs zijn. Zodra grootboek I op deze
wijze is gecontroleerd, wordt in de rubriek „spaarbank" van
het dagboek nagegaan of alle posten van een tekentje zijn
voorzien. De posten, waarmede zulks niet het geval is, zijn
klaarblijkelijk niet naar een grootboekrekening overgeboekt.
Men neme dit echter niet te vlug aan. Iedere afwijking moet
nauwkeurig onderzocht worden om niet het gehele werk
waardeloos te maken.
c. Als sluitstuk op de onder b. genoemde controle wordt
tenminste aan het einde van elk kwartaal (beter is elke maand)
een tellingsfaat uit de grootboeken opgemaakt. Deze telling-
staat zullen we voor elk der grootboeken afzonderlijk be
spreken.
Grootboek I. Op de tellingsfaat uit grootboek I per 30
September 1950 worden opgenomen in de kolom „inlagen"
voor iedere rekening in grootboek I hef totaal bedrag van de
inlagen plus bijschrijvingen, gedaan van 1 Januari tot en met
30 September 1950. De totaaltelling van deze kolom moet