7737 kan over enkele schadegroepen in uitzicht worden gesteld. Zo zal over 1945 een uitkering mogen verwacht worden van 80 90%, uiteraard over het niet door het Rijk vergoede ge deelte; in Afdeling B van dit jaar wellicht nog iets meer. Over het enorme aantal schaden in 1944 zal dit percentage beduidend lager liggen, doch hopelijk wordt ongeveer 50°/o gehaald. Veel hangt er van af, hoe hoog de Rijksbijdragen in ver houding tot onze schadebedragen uiteindelijk zullen blijken uit te komen. Het zal duidelijk zijn, dat het voor al onze ge troffenen van het grootste belang is, dat de Rijksbijdrage, en voor ieder persoonlijk dat zijn Rijksbijdrage, niet onder de maat blijft. Inmiddels is tenslotte wel de definitieve wettelijke regeling dezer Rijksbijdragen, de Wet op de Materiële Oorlogsscha den, tot stand gekomen, doch hef zal nog zeer veel tijd ver gen, voordat op grond daarvan al deze bijdragen zullen zijn verleend. Niettemin menen wij thans aan de inhoud van de wet zelf en aan de, zij het nog schaarse, gegevens omtrent de wijze, waarop haar bepalingen zullen worden uitgevoerd en omtrent de grootte, welke de definitieve Rijksbijdrage in verhouding tot onze schadebedragen vermoedelijk zullen aannemen, wel voldoende gegevens te kunnen ontlenen om een voorzich tige berekening voor een voorlopige uitkering te maken. En aldus een weg, waarnaar wij reeds lang zoekende zijn, te hebben gevonden voor een effectievere voorziening dan de beperkte voorschofregeling, waarmede tot dusver getracht werd althans iets te doen. En wel een voorlopige uitkering dus aan iedereen. Daar voor was in de eerste plaats een taxatie nodig van de bij de verschillende schadecategoriën uiteenlopende rijksbijdragen. Bovendien moest er rekening mede worden gehouden dat in allerlei gevallen afwijkingen kunnen voorkomen en b.v. een individuele bijdrage wel eens hoger kan uitkomen dan zij door ons is geschat, in welke gevallen men zich voor de be denkelijke omstandigheid zou zien gesteld dat het teveel betaalde zou moeten worden teruggevorderd. Het is dan ook nodig geweest om het te berekenen voorlopig uitkeerbare bedrag aan de voorzichtige kant te nemen. Doch de daarvoor

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 11