7690 de meest lonende is. Zodoende kon in dit rapport op een meer concrete wijze worden aangegeven, hoe de toekom stige bestemming van de Nederlandse melk zou moeten zijn. Dit lijkt op het eerste gezicht zeer aantrekkelijk. Jammer ge noeg is hun voornaamste uitgangspunt, de voedingswaarde van de melk welke een min ot meer stabiele factor is niet volledig. Men moet mede in aanmerking nemen, zo niet als uitgangspunt nemen de meest rendabele bestemming van de melk; deze is echter afhankelijk van allerlei onzekere factoren en vormt derhalve geen voldoende basis om voor de toekomst concrete richtlijnen te geven ten aanzien van de bestemming der in Nederland voortgebrachte melk. In- en Uitvoer. In de eerste maanden van dit jaar heeft de invoer in Ne derland de uitvoer uit ons land aanzienlijk in waarde over troffen. De waarde van de invoer in Januari t/m Mei 1950 bedroeg 3.056.000.000.fegen een uitvoer ter waarde van 1.885.000.000.een tekort op onze handelsbalans van 1.175.000.000.de invoer wordt slechts voor 62% gedekt door de uitvoer. De export van agrarische producten (zonder producten als chocolade, kunstmest, vis, enz.) was in de eerste maanden van 1950 weer aanmerkelijk groter dan in de overeenkomstige periode van het afgelopen jaar; dit blijkt uit onderstaande cijfers betreffende de waarde van de agrarische uitvoer (in millioenen guldens): Jan/Mei 1950 Jan/Mei 1949 Akkerbouwproducten 106.100. Veehouderijproducten 337.222. Tuinbouwproducten 135.91. Totaal land- en tuinbouwproducten 578.413. De toename van de waarde van de agrarische export, vooral van veehouderij en tuinbouwproducten is geschied ondanks allerlei moeilijkheden in het handelsverkeer met landen als Duitsland, Engeland en België in de voorbije maan den. Het is nog een open vraag, of en in hoeverre het on langs door de West-Europese Marshall-landen gesloten be- talingsaccoord gunstig zal werken op onze agrarische uitvoer.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 12