7637 eindiging van de Marshall-hulp in 1952 de Nederlandse volks huishouding in staat zal blijken geheel zelfstandig een toe stand van monetair evenwicht te bereiken alsmede een even wichtige betalingsbalans. Bij de mogelijke beantwoording van de gestelde vraag dient in ogenschouw genomen te worden de toestand van de overheidsfinanciën. Niet zonder reden herhaalt de Presi dent de uitspraak, waarmede hij zijn vorig jaarverslag sloof: „zonder evenwichtige overheidsfinanciën geen monetair evenwicht, zonder monetair evenwicht geen betalingsbalans- evenwicht, zonder betalingsbalansevenwicht geen levensvat baarheid". Indien vastgesteld wordt, dat de overheidsfinan ciën in hef afgelopen jaar zich gunstiger ontwikkeld hebben dan mocht worden verwacht, wordt hieraan onmiddellijk toe gevoegd, dat dit resultaat werd bereikt dank zij de bijzon der hoge belastingopbrengsten voor een deel als gevolg van de inning van achterstallige belastingen en van de hef fingen ineens. De belangrijke meeropbrengst der middelen boven de raming deden het aanvankelijk berekende kaste kort van het Rijk van 1.200 millioen in werkelijkheid zelfs verkeren in een klein kasoverschof. Op grond van de begrotingscijfers worden de lopende inkomsten in vrij geld voor de schatkist, belastingen vermeer derd met ontvangsten uit andere bronnen dan belastinghef fing, voor het jaar 1949 in het verslag van De Nederlandsche Bank berekend op 4.292 millioen (1948: 5.120 millioen). Wegens de inning van de heffingen ineens en van een groot bedrag aan achterstallige belastingen vloeide netto een be drag van 639 millioen in de schatkist, waardoor het moge lijk werd, dat de totale rijksuitgaven, inclusief de credietver- lening aan Overzeese Gebiedsdelen ad 519 millioen, niet alleen geheel door de inkomsten konden gedekt, maar nog een kasoverschof resteerde van 177 millioen. Op grond van hef bovenstaande valt het niet moeilijk in te zien, dat het toekomstbeeld zeer veel ongunstiger moet zijn. In het verslag wordt berekend, dat zonder de heffingen ineens en het inhalen van achterstallige belastingen het „nor male" peil van de inkomsten van het Rijk zou liggen op 3.650 millioen en het „normale" uitgavenpeil op 4.350 millioen, waaruit een kastekort zou hebben geresulteerd van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 7