7655 jaar is eri onderwijs geniet of wordt opgeleid voor een be roep hetzij door gebreken van lichaam of geest vermoede lijk de eerstkomende drie jaren geen of nagenoeg geen eigen middelen van bestaan zal hebben. Daar het onder A. ge noemde bedrag hetwelk voor een weduwnaar en voor een weduwe van successierecht is vrijgesteld wordt verhoogd met het bedrag, hetwelk voor de jongste van de aanwezige, uit het huwelijk geboren kinderen ingevolge het bovenstaan de als vrijstelling geldt, houdt de voorgestelde verhoging van het vrijgestelde bedrag van de kinderen tevens een ver hoging in van hef voor de ouders vrijgestelde bedrag. Met deze onder A. en B. genoemde wijzigingen wordt, zij het slechts in geringe mate rekening gehouden met hef feit, dat in vele gevallen het overlijden een vermindering van draagkracht betekent voor de nagelaten betrekkingen, spe ciaal voor de weduwe. Hiertegenover staaf echter, dat het tarief voor de kleine verkrijgingen door de echtgenoot en kinderen met ,1/2°/o wordt verhoogd, waarbij als motief dient, dat het wetsontwerp noch een verhoging noch een vermin dering in de opbrengst beoogt. C. De huidige successiewet bepaalt, dat het aandeel van een overledene in een onverdeeldheid, die is opgelost door een scheiding, waarbij de overledene een recht van vrucht gebruik of periodieke uitkering verkrijgt, voor de regeling van het recht van successie geacht wordt bij zijn overlijden nog in zijn boedel te zijn en bij legaat te zijn verkregen door hen, aan wie goederen in blote eigendom of onder de last van een periodieke uitkering werden toebedeeld, tenzij wordt aangetoond, dat de scheiding meer dan 180 dagen vóór hef overlijden is tot stand gekomen. Indien dus na het overlijden van een der ouders b.v. een boerderij aan de zoon, die het bedrijf voert wordt toebedeeld onder de verplichting de langstlevende ouder gedurende diens leven kost, inwoning, kleding, medische verzorging enz. te verstrekken, dan zal eerst dan over het aandeel van de langstlevende ouder in die boerderij successierecht verschuldigd zijn, indien de schei ding binnen 180 dagen vóór het overlijden van de langst levende ouder heeft plaats gevonden. Alleen in dit laatste geval vermoedt de wetgever een ontduiking van het succes-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 25