7650 aan niets. Door deze gelden ten name van hun kind in te leggen is n.l. zoals wij hierboven hebben gezien, een tot het vermogen van het kind behorende vordering ontstaan, waar op de ouders geen enkel recht kunnen doen gelden. Uit een en ander volgt, dat indien het kind, meerderjarig geworden zijnde, zich tegen verdere uitbetalingen aan zijn vader zou verzetten, de kassier verplicht is dienovereen komstig te handelen door aan de vader uitbetaling te weige ren, ook indien hij het boekje in zijn bezit zou hebben. Zelfs indien de rekeninghouder niet van enig bezwaar tegen ver dere uitbetalingen aan zijn vader heeft doen blijken, moet zulks toch door de kassier worden geweigerd wanneer hij gegronde reden heeft om te veronderstellen, dat de vader niet als daartoe door de rekeninghouder gemachtigd kan worden aangemerkt. Zulks is b.v. het geval indien het kind de ouderlijke woning heeft verlaten en met zijn ouders in onmin leeft. Vanzelfsprekend heeft de rekeninghouder, meerderjarig geworden zijnde, ook het recht om indien hij dit wenst het boekje van zijn vader of van zijn gewezen voogd op te vorderen indien het hem niet vrijwillig wordt afgestaan. De conclusie van een en ander is dus, dat, zodra de reke ninghouder meerderjarig is geworden: 1e. Alleen de rekeninghouder over het ten zijnen name uit staande tegoed mag beschikken. 2e. Daarnaast tegen verdere uitbetaling aan de vader geen bezwaar bestaat, zolang kan worden aangenomen, dat hij optreedt als (mondeling) gemachtigde van de reke ninghouder. Registratie, Successie en Zegel. Bij Koninklijke Boodschap respectievelijk van 5 Augustus 1948 en 20 September 1949 zijn bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontwerpen van wet ingediend, welke be ogen herziening van de Successiewet en wijziging en aan vulling van de Registratie- en Zegelwet. In het kort volgt hier een overzicht van de belangrijkste wijzigingen welke opgemelde wetsontwerpen inhouden:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 20