7571
Evenwel, ik acht mij gelukkig te kunnen verklaren, dat zowel
het bestuur als de directie van onze Centrale Bank zich daar
van levendig bewust zijn.
Ik stap thans af van het jaarverslag om nog enige ogen
blikken Uwe aandacht te vragen voor enkele punten van
andere aard.
Bij de U toegezonden stukken hebt U voor het eerst aan
getroffen een verslag over de N.V. Gemeenschappelijk Bank
kantoor. Dit verslag zal U de volgende jaren geregeld wor
den toegezonden. Maar bij de eerste toezending komt mij
een korte toelichting nuttig voor.
In onze algemene vergadering van 1948 heb ik enkele be
schouwingen gewijd aan de vriendschappelijke verhouding,
die in de laatste jaren gegroeid is tussen onze Centrale Bank
en de Coöperatieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht. Ik
heb toen medegedeeld, dat de samenwerking tussen beide
instellingen er toe geleid heeft, dat besloten werd een ge
meenschappelijk Bankkantoor te 's-Gravenhage te vestigen
om, op voet van gelijkheid binnen de werkingssfeer van elk
der beide banken, die belangen te behartigen, die om bij
zondere redenen niet door een der beide instellingen afzon
derlijk kunnen worden behandeld.
Deze plannen zijn tot uitvoering gekomen, doordat bij no
tariële akte van 26 October 1948 een Naamloze Vennoot
schap is opgericht, waarvan de enige aandeelhouders zijn de
Centrale Raiffeisenbank te Utrecht en de Centrale Boeren
leenbank te Eindhoven, en die tot doel heeft de behartiging
van de belangen van de Nederlandse landbouw door de uit
oefening van het bankbedrijf binnen de werkingssfeer van de
beide Centrales, voor zover zulks door ieder dezer Centrales
niet of niet in voldoende mate kan worden bereikt.
In art. 26 van de statuten dezer N.V. is bepaald, dat de
goedgekeurde balans en verlies- en winstrekening met toe
lichting ter kennis worden gebracht van de jaarlijkse alge
mene vergadering van de beide Centrales. En het is ter uit
voering van dit voorschrift, dat het bedoelde stuk U tegelijk
met het jaarverslag onzer eigen Centrale Bank wordt toege
zonden, teneinde U in de gelegenheid te stellen daarvan
kennis te nemen en desgewenst daaromtrent nadere inlich
tingen te vragen.