7591 vele kleinere crediefen en voorschoffen verleend, die niet aan de Centrale Bank worden voorgelegd. In hef licht van deze cijfers kan worden vastgesteld, dat op het gebied van de crediet- en voorschotverlening onge twijfeld nog een ruime taak onze boerenleenbanken wacht. Hierop zouden wij nog wat dieper willen ingaan. Vooreerst kunnen we ons afvragen, of onze boerenleen banken voldoende armslag hebben om in de behoeften aan bedrijfskapitaal en ook in de behoeften aan geld voor nieu we inrichtingen en aanschaffingen in land- en tuinbouw te kunnen voorzien. Het staaf voor ons vast, dat de mate v/aarin van geval tot geval de boerenleenbank hetzij ter voorziening in de behoeften aan bedrijfsgeld dan wel ter verschaffing van .'nvesferingskapitaal, credieten en voorschoften kan verlenen, in de eerste plaats afhankelijk is van de persoon van de cre- aietvrager en vervolgens van de omstandigheden van zijn bedrijf. De grootte van de bedragen, die tegenwoordig wor den gevraagd, brengt evenwel mede, dat tot zekerheid van de te verlenen credieten en voorschotten veelal hypotheek wordt gesteld. Zulks heeft tof gevolg, dat, hoezeer zulks wellicht in het crediet- en voorschotbedrijf van onze boerenleenbanken kan worden betreurd, omdat wij dit liever afgestemd zien op de sociale omstandigheden en het technisch kunnen van de per soon en de economische mogelijkheden van zijn bedrijf, toch de waarde van de onderpanden een belangrijk bestand deel gaat vormen in de beslissing omtrent de hoogte van de te verlenen crediefen en voorschoffen. De waardering daar van wordt dan ook van steeds grotere betekenis voor de crediet- en voorschotverlening en daarom moet het van zo groot belang worden geacht, dat onlangs uitvoerige richtlij nen werden verstrekt voor de waardering van onderpanden. En nu begrijpen wij heel goed, dat deze of gene zal opmer ken, wat weet nu de Centrale Bank over de waarde van deze boerderij of van die landbouwgronden; inderdaad, is hef zo, dat voor wat belrefi de faxaties van geval tot geval de Cen trale Bank niet anders kan doen dan af te gaan op de ver antwoordelijkheid van de beheerders daarvoor; maar toch hoort men ook wel eens de vraag, hoever kunnen we nu eigenlijk gaan. Ondanks er voor onroerende goederen een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 25