7589
bestuur door de algemene vergadering gemachtigd, om de
wijziging der statuten tot stand te brengen.
Bij punt 8 „Mededelingen" werd het woord verleend aan
de heer Mr. Ph. C. M. van Campen, directeur der Centrale
Bank, die de volgende practische aanwijzingen voor Boe-
renleenbankbeleid in 1950 gaf.
Practische aanwijzingen voor Boerenleenbankbeleid in 1950.
Inleiding van Mr. Ph. C. M. van Campen, Directeur van de
Coöperatieve Centrale Boerenleenbank, Eindhoven.
Als uitgangspunt bij de behandeling van dit onderwerp
kunnen enige cijfers naar voren worden gebracht en wel ver
gelijkende cijfers omtrent het verloop van de aan de boeren
leenbanken toevertrouwde gelden na de eerste wereldoor
log, derhalve in de jaren 1918 tot 1922, en het verloop der
toevertrouwde gelden in de jaren 1945 tot 1949 en daar
tegenover het bedrag van de door de boerenleenbanken
gedane uitleningen en het percentage dezer uitleningen ten
opzichte van het fofaal der toevertrouwde gelden.
Voor de jaren 1918 tot 1922 zien wij een geregelde toene
ming van de aan de boerenleenbanken toevertrouwde gel
den; deze stegen van ruim 79.000.000.in 1918 tot ruim
109.000.000.in 1922. De door de boerenleenbanken ge
dane uitleningen gaven in die jaren een overeenkomstig ver
loop te zien: van ruim 21.000.000.stegen de cre-
dieten en voorschotten der boerenleenbanken tot bijna
58.000.000.In procenten van de toevertrouwde gelden
beliepen in 1918 de uitleningen 27,26%, in 1919 35,15% om
vervolgens in 1922 tot bijna 53% van de toevertrouwde mid
delen op te lopen.
In de jaren na de jongste wereldoorlog zien wij een ge
heel ander verloop. Op het einde van 1945 kunnen we con
stateren, dat als gevolg van de toen pas plaats gevonden
geldinlevering de aan de boerenleenbanken toevertrouwde
gelden haar hoogste stand vertonen met een totaalbedrag
van ruim 666.000.000.Tot en met 1948 zien we dan een
geleidelijk dalend verloop met even een kleine stijging in
het jaar 1947; op het einde van 1948 beliepen de aan onze
boerenleenbanken toevertrouwde gelden een bedrag van