7487 uif de uitzetting van voorschotten en debiteuren in lopende rekening, die van een bedrag van 54.000.000.op het einde van 1948 per ultimo 1949 zijn opgelopen tot een be drag van ruim 77.000.000.—. Indien men voorts rekening houdt met de op het einde van het jaar bijgeschreven rente, die in de verzamelbalans reeds is opgenomen onder het tegoed van de boerenleenbanken bij de Centrale Bank, dan blijkt, dat de boerenleenbanken in staat zijn geweest de toeneming der eigen uitzettingen, die op een bedrag van j 23.000.000.kan worden gesteld, op een bedrag van 5.000.000.na, geheel te financieren met middelen, die in de loop van 1949 aan de boerenleenbanken meer zijn toevertrouwd. De tegoeden op spaar- en lopende rekenin gen samen laten immers ten opzichte van het saldo-tegoed op het einde van 1948 een stijging zien van rond 18.000.000.—. Zoals reeds uit het voorafgaande blijkt gaf het verloop der middelen bij de boerenleenbanken aanleiding tof een ge ringe daling van de BESCHIKBARE MIDDELEN BIJ DE CENTRALE BANK. 1948 1949 Deposito 1 jaar opzegging 29.594.120 34.263.220 Deposito 6 mnd. opzegging 177.000 196.000 Rekening-courant 456.349.418 445.159.643 Totaal 486.120.538 479.618.863 Ook de post Diverse Crediteuren van de Centrale Bank onderging een lichte daling en wel van 25.7 millioen tot j 23.6 millioen. Daartegenover gaf hef eigen crediet- en voorschotbedrijf van de Centrale Bank een verdere stijging te zien. De post Diverse Debiteuren liep op van 31.5 mil lioen tot 36.4 millioen. Hieruit spreekt de steeds toene mende credietbehoefte ook voor investeringsdoeleinden bij de verschillende economische instellingen van land- en tuin bouw, die niet tevergeefs een beroep op de Centrale Bank cleden voor de aanvulling van haar bedrijfsmiddelen, toen de ontwikkeling van de eigen bedrijven in verband met

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 9