7505 De eigen bijdrage wordt vastgesteld naargelang de draag kracht van het bedrijf. Hiertoe zullen de bedrijven worden ingedeeld in enige groepen naargelang de grondsoort en het bedrijfstype. Deze groepen worden weer onderverdeeld in sub-groepen naargelang het aantal h.a. dat tot het bedrijf behoort. Zo worden ongeveer een twintigtal sub-groepen ge vonden, voor elk waarvan hef percentage in de totale bouw kosten zal worden vastgesteld, dat door de gedupeerde als eigen bijdrage moet worden verstrekt. Vermoedelijk zullen deze percentages liggen tussen 30% (de grootste bedrijven op de beste gronden) en 4% (de kleinste bedrijven op de zandgrond). Bij de voorlopige financiering is de eigen bij drage vastgesteld op een zodanig percentage, dat verwacht rnag worden dat practisch in alle gevallen bij de definitieve vaststelling de eigen bijdrage lager zal blijken te zijn dan de voorlopig vastgestelde. Zoals de lezer reeds heeft kunnen opmerken, zal de Fi- nancieringsregeling Boerderijen aanmerkelijk afwijken van de regeling zoals die voor andere panden zal gelden. De wijze waarop het crediet wordt berekend is geheel verschillend en ook ontbreekt de verdeling in een rentedragend en een renteloos deel, daar het gehele crediet renteloos wordt ver strekt. Dit laatste verschil is wellicht slechts tijdelijk, want de minister heeft ook ten aanzien van deze credieten de be voegdheid, bij gebleken verhoging van de rentabiliteit van de boerderij, vast te stellen dat een gedeelte der lening rentedragend zal zijn. De verhoogde rentabiliteit van een boerderij is echter niet zo eenvoudig vast te stellen als b.v. bij burgerwoningen en winkelpanden, waar zij onmiddellijk is af te lezen uit het stijgen der huren. Of bij boerderijen de geldende pachtprijzen of de prijzen der producten, die door de boer geleverd worden, als maat staf zullen worden genomen, is ons niet bekend. Daarnaast kunnen we opmerken dat het zeer de vraag is of zulk een verhoging van de rentabiliteit bij boerenbedrijven zich zal voordoen; in tegenstelling tot de verhoging van de huren voor de andere panden, die algemeen met grote stelligheid wordt verwacht, ligt zulk een verhoging ten aanzien van de rentabiliteit van boerderijen niet in de lijn der verwachtingen. Wij zullen echter mogen aannemen dat, bij een eventuele

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 27