7502 door oorlogsschade getroffen pand kunnen geraken, nu de toegekende bijdrage volstrekt onvoldoende is om de her bouw of herstel te financieren. Wanneer de Overheid het bij de toegekende bijdrage zou laten, zouden de meeste getrof fenen in de onmogelijkheid verkeren tot herbouw of herstel te geraken: een toestand niet alleen ondragelijk voor de ge troffenen, maar ook in strijd met het algemeen belang. De Wetgever heeft met het oog hierop de betrokken Ministers in het algemeen de bevoegdheid verleend, degenen die tot herbouw of herstel overgaan, financieel tegemoet te komen. De betrokken bepalingen vindt men niet in het tweede hoofd stuk der Wet, dat handelt over de bijdragen in de oorlogs schaden, maar in hoofdstuk V, getiteld: „Maatregelen tot be vordering van herstel en wederopbouw van onroerende goe deren en schepen en tot herinstallatie van bedrijven Het eerste artikel van dit hoofdstuk slaat op het veel voor komende geval dat iemand tot herbouw of herstel wenst over te gaan, terwijl de bijdrage nog niet is vastgesteld. Het aantal schadegevallen is zo groot dat met de administratieve afwikkeling meerdere jaren gemoeid zijn. Opdat het herstel hierdoor geen vertraging zal ondervinden wordt bij dit arti kel aan de Minister de bevoegdheid gegeven om een voor schot op de bijdrage te verlenen, terwijl tevens de mogelijk heid wordt geopend dat de Herstelbank of andere bankinstel lingen hierbij door de Minister worden ingeschakeld. Uiter aard overtreffen deze credieten de te verwachten bijdrage niet en brengen zij dus geen oplossing voor de zojuist ge signaleerde moeilijkheid. Daarin voorziet het daarop volgen de artikel van de Wet, het veelbesproken artikel 71. De be trokken Minister wordt hierbij de bevoegdheid gegeven om, indien zulks in het algemeen belang is te achten, de personen die tot herstel of herbouw overgaan boven de bijdrage een credief verlenen. Nu zouden de gedupeerden enkel met een crediet niet uit de moeilijkheden zijn. Bij de huizenbouw na de oorlog doet zich immers een bijzondere moeilijkheid voor, die het gevolg is van het feit dat de bouwkosten driemaal zo hoog zijn als in 1940, terwijl de huren daarentegen practisch op het prijspeil van 1940 zijn gehandhaafd. Dit betekent dat het kapitaal dat nu in de woningbouw wordt geïnvesteerd, een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 24