7500
meer dan 3000.bedraagt heeft deze regeling betekenis:
zij garandeert een minimum rijksbijdrage voor alle gevallen
van 3000.of 2250.Naar schatting zullen 2000 boer-
derijbezitters van deze regeling kunnen profiteren.
Bij de bovenbeschreven volledige vergoeding stond het
gemeenschapsbelang, dat een spoedig herstel der lichtere
schaden eiste op de voorgrond.
Er is in de Wet echter nog een tweede mogelijkheid van
volledige schadevergoeding voorzien, die geheel nieuw is,
en speciaal in het leven geroepen om de kleine bezitter zo
veel mogelijk in zijn oude positie te herstellen. Deze regeling
vinden wij in artikel 8 van de Wet, waar bepaald wordt dat
op verzoek van de belanghebbende de bijdrage wordt vast
gesteld op de vervangingswaarde voor één woning en één
pand, dienende tot de uitoefening van een bedrijf of van een
zelfstandig beroep, ofwel voor één woning, die tevens dient
voor de uitoefening van een bedrijf of van een zelfstandig
beroep, ofwel voor een schip. In aanmerking komen echter
alleen die gedupeerden, wier zuiver vermogen, met aftrek
van de rijksbijdrage, zoals dit in aanmerking is genomen
voor de vermogensheffing ineens, niet meer bedroeg dan
20.000.Door deze bepaling wordt dus de kring van
oorlogsgetroffenen, die op deze regeling aanspraak hebben,
beperkt. Tevens heeft de Wet een grens gesteld tot waartoe
krachtens deze regeling de bijdrage kan worden vastgesteld.
Voor een woning of voor een pand dat dient tot de uitoefe
ning van een bedrijf of van een zelfstandig beroep zal de
bijdrage vastgesteld volgens artikel 8 nooit meer dan
15.000.kunnen bedragen en voor een woning die te
vens dient tot de uitoefening van een bedrijf of van een zelf
standig beroep, nooit meer dan 24.000.Wil een eige
naar die oorlogsschade heeft geleden aan zijn boerderij dus
voor deze regeling in aanmerking komen, dan moet zijn zui
ver vermogen na aftrek van de reeds toegekende bijdrage,
minder bedragen dan 20.000.terwijl hij in ieder geval
geen bijdrage kan verkrijgen, die groter is dan 24.000.
In de vorm waarin deze bepaling in het oorsponkelijke
wetsvoorstel voorkwam, was geen vermogensgrens gesteld,
maar werd vereist dat de eigenaar zelf tussen 9 Mei 1940 en
het tijdstip der beschadiging het pand had bewoond of voor