7443
ingehouden winsten zichzelf te financieren geringer zijn ge
worden, waaruit op de duur voortvloeit, dat alnaargelang
mogelijkheden voor uitbreiding en vernieuwing van de outil
lage van het bedrijfsleven ontstaan, te krachtiger een beroep
op de markt voor risicodragend kapitaal zal moeten worden
gedaan. In 1949 was dit door verschillende omstandigheden
nog vrij gering; er werd slechts voor een bedrag van 27.6
millioen nieuw geld bij wijze van aandelenkapitaal aange
trokken, tegen 506 millioen in 1948.
Hoe belangrijk deze ontwikkelingen ook mogen zijn,
rechtstreeks is de betekenis daarvan voor ons boerenleen
bankwezen niet zo groot, omdat dit zich niet in de sferen van
de aandelenmarkt pleegt te bewegen. Van meer belang voor
ons is de ontwikkeling van de rentestand op de publieke
markt voor hef niet risicodragend kapitaal, dat in de vorm
van obligaties en onderhandse leningen wordt gezocht en
aangeboden. Indien wij ook hiervoor de mogelijkheden van
rentestijging bezien in het licht van de overheidsinmenging,
dan valt te constateren, dat de overheidsinvloed op dit ter
rein groter is dan op de aandelenmarkt, doch niet zover reikt
als op de geldmarkt hef geval is. Hierbij dient nog met aller
lei gradaties rekening te worden gehouden.
Het minst doet zich deze invloed gevoelen bij de plaat
sing van obligaties en onderhandse leningen door het parti
culiere bedrijfsleven, dat gedurende het afgelopen jaar voor
een bedrag van ruim 100 millioen aan obligaties uitgaf.
Hef door hef parficuliere bedrijfsleven aan onderhandse le
ningen geplaafste bedrag is niet bekend; Koninklijke Olie en
Philips leenden op die wijze resp. 100 en 60 millioen.
Bij een vijftien tot twintigjarige looptijd heeft de rente voor
deze leningen gevarieerd van tot 4%, alnaargelang
de standing en de financiële positie van de geldvragende
onderneming. Ondanks de hiervoor gesignaleerde betrekke
lijk vrijheid van overheidsinmenging op dit onderdeel van de
kapitaalmarkt kan hier van een krachtige fendenz tot een
rentestijging niet worden gesproken. Hierop is van invloed,
dat naar verhouding tof het aanbod van niet-risicodragend
kapitaal de vraag daarnaar van de zijde van het particuliere
bedrijfsleven betrekkelijk gering is. Het aanbod daarvan
stijgt door de toeneming van het aantal particuliere pen-