7447 in de voorwaarden, waarop door het Rijk een lening werd uitgegeven van J 200 milloen. Bij veertigjarige looptijd be droeg de rente waarbij echter rekening moet worden gehouden met de ongunstige aflossingsbepalingen, waardoor deze lening practisch het karakter van de door de geldge vers in het algemeen weinig gewaardeerde annuïteitslening kreeg. Een groot succes schijnt deze lening niet geworden, hetgeen waarschijnlijk zijn invloed op volgende uitgiften niet zal missen. De ontwikkeling, die in het voorgaande beschreven werd, zal vooral iets te zeggen hebben voor de boerenleenban ken, die belangstelling voelen opkomen voor enige beleg ging in effecten. Voor zover zij onvoldoende uitzettingsmo gelijkheden hebben in eigen kring en ook vroeger voor de oorlog steeds over een ruim deposito bij de Centrale Bank beschikten, komt zulks begrijpelijk voor. Niettemin moet worden geconstateerd, dat nog altijd het geld bij belegging in de overheidssector van de publieke kapitaalmarkt al te lang moet worden vastgelegd om een enigszins aantrekke lijk rendement te kunnen maken in vergelijking met de de positorente, die door de Centrale Bank aan de boerenleen banken wordt vergoed. Juist op het punt van de lange ter mijn nu kan men verwachten, dat een opwaartse tendenz van de rentestand voor overheidsschuld het eerst tot uitdrukking zal komen in de richting van een verkorting der termijnen. Daarmede zou de belegging in overheidsschuld voor ons meer aantrekkelijk worden. Indien wij dan voorts nog in aan merking nemen, dat Minister Lieftinck machtiging heeft ge vraagd om nog \x/i milliard gulden te mogen lenen een lening van 200 millioen is daarbij een peuleschil dan zijn wij geneigd het gelijk aan diegenen te geven, die hun financieel kruit voorlopig nog droog houden. Bovendien en dit moet voor ons allen doorslaggevend zijn let op wat er nog voor kapitaalvraag komt van land- en tuinbouw. Er staat nog zoiets te wachten als de boerderijenbouw en ook de mechanisatie en rationalisatie zullen nog wel een woordje meespreken in de financieringsvraagstukken, waarmede wij in de toekomst te maken krijgen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 13