7445
Gedurende het jaar 1949 werd door de Staat en andere over
heidslichamen voor een bedrag van 330 millioen nieuw
geld in de vorm van obligaties aangetrokken, waarvan ruim
f 300 millioen investeringscertificaten (looptijd 15 jaar, rente
3°/o). Van nog groter belang was evenwel de aantrekking
van geld door de overheid in onderhandse vorm. Op dit
terrein doet evenwel de overheidsinmenging zich ook het
sterkst gevoelen. Deze kwam o.m. tot uitdrukking in de min
of meer gedwongen conversie van deposito's in Rijksschat
kist van de z.g. Rijksfondsen (Burgerlijk Pensioenfonds, Rijks
postspaarbank, Rijksverzekeringsbank) in een vijftigjarige
onderhandse lening van 3%°/o tot een bedrag van 500
millioen. Op zijn krachtigst doet deze overheidsinvloed zich
gevoelen in het leningsbeleid van de lagere publiekrechte
lijke lichamen, die gebonden zijn aan het z.g. rentegamma
van Minister Lieftinck, dat als volgt is bepaald:
leningen tot 15 jaar met gelijkmatige aflossing: 2/°/o,
leningen tot 20 jaar met gelijkmatige aflossing: 2%%,
leningen tot 30 jaar met gelijkmatige aflossing: 3%,
leningen met een looptijd van 30 jaar en langer en gelijk
matige aflossingen, de eerste 10 jaren 3%, vervolgens 3^20/«>
leningen met een looptijd van 50 jaar 3j4°/»> m.d.v. dat het
restant van deze leningen opvorderbaar mag worden gesteld
na 30 jaar, indien de lening op annuïfeitsbasis wordt geslo
ten, dan wel met een aflossingsregeling, die practisch daar
mede overeenkomt en na 40 jaar, indien zij wordt aangegaan
met gelijkmatige aflossingen.
In de beginperiode van de gedwongen foepassing van
dit renfegamma werd door de gemeenten, enz. met kans op
succes nog wel eens het onderste uit de kan gevraagd; bijv.
een lening van 12 jaar voor 2j^°/o of een lening van 28 jaar
voor 3%. Dit is echter al lang van de baan. Zij kunnen prac
tisch al niet meer slagen voor 3% bij 20-jarige looptijd en
daarom is onlangs de variant toelaatbaar verklaard, dat be
taald wordt 3°/o bij een looptijd van 10 jaar zonder tussen
tijdse aflossingen, derhalve „fixe" zoals deze leningsvorm
wel wordt aangeduid. In de categorie van 2l/2°/o leningen
komt practisch alleen nog de vorm van de lening met 5-jarige
looptijd en gelijkmatige aflossingen voor, die derhalve ge
middeld slechts 2'/2 jaar uitstaat.