7422
van de Nederlandse land- en tuinbouw thuis behoren".
In het tweede deel, geschreven door Drs. F. Kriellaars,
wordt in een viertal hoofdstukken de ontwikkeling van de
land- en tuinbouw in de periode tussen de jaren 19081939
en de invloed van deze ontwikkeling op de groei van het
boerenleenbankwezen gedurende deze periode geschetst.
Begonnen wordt met een goed gedocumenteerde beschrij
ving van de heroriëntering van het Nederlandse landbouw
bedrijf na de landbouwdepressie fegen het einde van de
vorige eeuw. De tot dan toe veelal nog traditionele bedrijfs
voering in ons land gaat omstreeks de eeuwwisseling ver
dwijnen. De akkerbouw werd voor een belangrijk deel tot
hulpbedrijf van de veehouderij en de Nederlandse landbouw
ontwikkelt zich grotendeels tot een veredelingsbedrijf. Dit
komt duidelijk tot uitdrukking indien men de tellingen van de
rund-, varkens- en pluimveestapel en de ontwikkeling van de
uitvoer van veredelde producten als kaas, boter, eieren enz.
over de jaren 1898 tot 1912 beziet. Voor dit alles waren
echter grote hoeveelheden kunstmest en geïmporteerd goed
koop veevoeder noodzakelijk. Door deze structuurwijziging
welke zowel de producten als de productiewijze betrof werd
het Nederlandse landbouwbedrijf in steeds toenemende mate
aangewezen op de wereldmarkt. Voor dit omschakelings
proces beschikten velen niet over voldoende kapitaal en
moest een beroep worden gedaan op crediet. Schrijver gaat
dan na aan welke bijzondere voorwaarden dit crediet in ver
band met de aard van het landbouwbedrijf moet voldoen en
zet daarbij duidelijk uiteen op welke wijze en in welke om
vang de boerenleenbanken de beschikking krijgen over de
middelen om deze credieten te kunnen verlenen. Uitvoerig
wordt daarna de invloed van deze heroriëntering van de
landbouw op de kapitaalbehoefte van de boer en het boe
renleenbankwezen onderzocht en met behulp van een aantal
grafische voorstellingen toegelicht. Ook de invloed van de
eerste wereldoorlog en de wereldcrisis van de jaren dertig
op de land- en tuinbouw en de weerslag hiervan op de ont
wikkeling van de Centrale Bank en de plaatselijke banken
wordt in het tweede deel van dit gedenkboek uitvoerig ge
analyseerd.