7421
gaan en hierin moet dan ook grotendeels de verklaring wor
den gezocht, dat juist in het Zuiden van ons land, waar het
kleine zandbedrijf zulk een overwegende plaats innam en
nog inneemt, de bodem het eerst rijp was voor een snelle
ontwikkeling van het boerenleenbankwezen.
Rond 1885 begon men allerwege ernstig te zoeken naar
een oplossing van dit vraagstuk en het is volgens Drs. Hollen-
berg hierbij vooral het voorbereidende werk van de Bra
bantse en Limburgse Raitfeisen-commissie van de provinciale
atdelingen van de Nederlandse Boerenbond geweest, dat
uiteindelijk heeft geleid tot de vaststelling van de statuten en
het organisatieschema, waarop practisch alle boerenleenban
ken in ons land zijn opgericht.
Hierbij heeft zich in het bijzonder om de rechtsvorm van
de coöperatieve boerenleenbanken een heftige strijd afge
speeld die uiteindelijk tot de oprichting van twee afzonder
lijke Centrale Banken heeft geleid. Schrijver komt hierbij op
grond van een zeer gedegen aan de bronnen ontleende stu
die tot de conclusie: „dat de min of meer principiële tegen
stelling tussen Noord en Zuid in de strijd om de rechtsvorm
zo goed als geen rol heeft gespeeld".
De opvatting van Prof. Minderhoud en anderen „dat de ka
tholieken in Brabant en Limburg een eigen Centrale Bank
wensten" acht de schrijver onjuist. „Vanuit hef Zuiden werd
steeds geijverd voor één Centrale Bank, waarbij beide rechts
vormen genade zouden vinden." Ook na de oprichting van
de Centrale Bank te Eindhoven in 1898, is aanvankelijk nog
vaak heftig gestreden om de te volgen koers. Zo moesten
nog diepgaande meningsverschillen worden opgelost tussen
de leenbank-organisatoren in Brabant en Limburg, m.n. voor
waf betreft het al dan niet crediet verlenen aan neringdoen
den, de oprichting van de Boeren-Hypofheekbank, de ver
houding Centrale BankBoerenbond, enz. Op dit alles gaat
de schrijver uitvoerig in en richt daarbij het volle licht op alle
medespelers in het stuk van de oprichting der beide Centrale
Banken en de eerste jaren nadien. Door deze doorwrochte
studie komen zoals in hef voorwoord wordt opgemerkt:
„mannen als pater Van den Eisen, kapelaan Van der Marck
en Vincent van den Heuvel op de nationale plaats, waar zij
in de geschiedenis van hef landbouwcrediet en daarmede