7411 Spoedig verbreidde zich de coöperatie-gedachfe over bijna alle gebieden, waar de economische activiteit van de landbouw tot uiting kwam. Wij zien dan ook, dat zich in de dorpsgemeenschappen een grote verscheidenheid van coö peraties ontwikkelt. Hier volge een opsomming, die zeker nog onvolledig zal zijn: 1. crediet-coöperaties; 2. coöperaties tot aan- en verkoop; 3. coöperaties tot verwerking van landbouwproducten (zui velfabrieken, suikerfabrieken, conservenfabrieken, aard appelmeelfabrieken, sfroocartonfabrieken, coöperaties voor de verkoop van groenten, fruit, eieren, vee etc.); 4. coöperaties op het gebied van de veefokkerij (paarden, rundvee, varkens, pluimvee etc.); 5. coöperatieve selectie-bedrijven (aardappelen, vruchtbo men, zaden etc.); 6. diverse andere coöperaties zoals op het gebied van land bouwmachines, electriciteitsaanleg etc.; 7. verzekeringscoöperaties (tegen brand, ongevallen, ha- gelschade, veesterfte etc.); 8. verbruikscoöperaties (voedingsmiddelen en huishoude lijke artikelen). Uiteraard is de vorm, waarin al deze soorten van landbouw coöperaties voorkomen verschillend en zéér groot wordt die verscheidenheid wanneer men het coöperatiewezen in ver schillende landen bestudeert. Anderzijds is het opvallend, dat men bij het raadplegen van de talrijke geschriften, die in de loop der jaren over het coöperatiewezen in de landbouw zijn verschenen, telkens opnieuw dezelfde kenmerken en de zelfde gemeenschappelijke karaktertrekken ontmoet, die haar wezen bepalen: a. In het algemeen zijn landbouwcoöperaties instellingen met een economisch doel, opgericht en bestuurd door de boeren, zonder interventie van personen of instellingen die buiten de landbouw staan. Bovendien is de landbouwcoöpe ratie niet afhankelijk van de overheid. De boeren verenigen zich dus in volle vrijheid zonder enige inmenging van staats wege. De vrije coöperatie is slechts gehouden de bestaande

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1950 | | pagina 13