7381
aan de orde was geweest, werd overgegaan tof de plechtige
herdenking van het 50-jarig bestaan der Centrale Bank, waar
bij de voorzitter het woord verleende aan Zijne Excellentie
Dr. Mr. L. N. Deckers, die de volgende feestrede uitsprak.
De heer Mr. Dr. L. N. Deckers (lid van de Raad van State,
oud-Minister van Landbouw en Visserij):
Mijne Heren vertegenwoordigers van Hunne Excellenties
de Ministers van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
en van Financiën, Mijnheer de Commissaris der Koningin in
Noord Brabant, Mijnheer de Burgemeester van Eindhoven,
Hoogeerwaarde Heer Deken van deze stad, Heren vertegen
woordigers der bevriende lichamen uit België, Luxemburg,
Zwitserland en Nederland, Mijnheer de Voorzitter, Hoogge
achte Vergadering!
Driemaal is scheepsrecht.
Op dit woord zou ik mij kunnen beroepen. Maar hef lijkt
me niet voldoende om U er mede te verzoenen, dat gij op
hef gouden feest der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank
een rede krijgt aan te horen van dezelfde man, die het woord
mocht voeren een kwart-eeuw geleden bij hef zilveren en
vijftien jaren later bij het veertigjarig jubileum van Uw instel
ling. Ik heb gelukkig betere papieren dan hef beroep op een
spreekwoord. De vererende uitnodiging om ook in deze
feestvergadering op te treden, werd mij gedaan door Uw
Bestuur op grond van de 14x/l jaar arbeids, die ik in jeugdige
geestdrift mocht wijden aan de ontwikkeling van ons land-
bouwcredietwezen, aan de belangen van Uw Bank, die van
de plaatselijke boerenleenbanken in hef bijzonder.
Al meer dan dertig jaren gingen voorbij sinds de ambte
lijke band, die mij met uw instelling verenigde, werd losge
maakt. Meer dan dertig jaren! Vindt ge het zó lang, dat ik
eigenlijk heden niet voor u moest staan? Vergeeft het me
dan. Als een oud-cavaleriepaard de trompetten hoort klin
ken en men geeft het de kans, dan vergeet hef zijn stijve be
nen en loopt de troep achterna. Welnu, mij is de kans gege
ven en zo kwam ik hier, ben ik voor één dag weer bij mijn
troep, bij die indrukwekkende schare van mannen, vertegen
woordigend de boerenbevolking, wier lief en wier leed, wier