7351 Wanneer de vader of de voogd voor de belegging een keuze doef uit een van de hierboven genoemde objecten ofwel, na verkregen machtiging van de kantonrechter, een andere vorm van belegging kiest, voldoet hij aan de op dit punt bestaande wettelijke voorschriften, waardoor hij tegen over zijn pupil verantwoord is. Zou dus door onvoorziene omstandigheden in de loop der jaren op deze belegging verlies worden geleden, dan zal de pupil na het intreden van zijn meerderjarigheid de vader of de voogd niet voor vergoeding van de daardoor geleden schade kunnen aan sprakelijk stellen. Betekenis van enige verdere strekking kan echter niet aan het betrokken voorschrift worden toegekend. Artikel 432 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt zelfs uitdruk kelijk dat handelingen in strijd met dit voorschrift verricht, op grond daarvan niet voor vernietiging in aanmerking komen. Het belet dus de vader of de voogd geenszins om, ook zon der de daarvoor benodigde rechterlijke machtiging te heb ben verkregen, aan een andere wijze van belegging zo als uitzetting bij de Boerenleenbank de voorkeur te ge ven, indien dit door hem wordt geprefereerd. Hij neemt dan echter zelf de verantwoording voor de gekozen belegging, zodat de pupil, indien hij onverhoopt als gevolg van deze niet door de wet genoemde wijze van belegging schade mocht lijden, later de vader of voogd hierover kan ter ver antwoording roepen en gerechtigd is hem tot vergoeding van de daardoor geleden schade aan te spreken. Ingeval van belegging bij de Boerenleenbank is hef echter practisch uitgesloten, dat er verlies zal worden geleden, zodat de vader of de voogd die daartoe overgaat niet bevreesd be hoeft te zijn deswege tot verantwoording te zullen worden geroepen, zodra door het intreden van de meerderjarigheid het beheer over hef vermogen van zijn pupil een einde heeft genomen. Naar onze mening kunnen de H.H. Kassiers dan ook in voorkomende gevallen desgevraagd rustig ad viseren om, in afwijking van de hieromtrent door kanton rechter of notaris gegeven aanwijzing, de penningen van de minderjarige toch bij de Boerenleenbank te beleggen ofwel ze aldaar te laten, indien zij reeds bij de Boerenleenbank uitstaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1949 | | pagina 13