7282
sparingen fe boven zal kunnen gaan (par. 64 (5), leifer b,
slot).
Tenslotte merkt de Minister wellicht ten overvloede op,
dat deze uitbreiding van de bijzondere regeling niet ten na
dele van belastingplichtige kan werken.
Wie nu mocht menen, dat het vorenstaande zo moet wor
den gelezen, dat bij een reëele besparing uit arbeidsinkom-
sten gedurende de oorlogsperiode van ten minste 6.000.
in ieder geval een aftrek van 6.000.op de bruto vermo-
gensaanwas kan worden toegepast, heeft het mis; de hier
voor bedoelde berekening wordf immers van jaar tot jaar
toegepast, met als gevolg, dat in ieder jaar gedurende de
oorlogsperiode een bedrag uit arbeidsinkomen moet zijn be
spaard gelijk aan tenminste 25% van 4.235.Heeft men
in enig jaar niets of minder bespaard, dan wordf de aftrek
mogelijkheid dienovereenkomstig minder. Al spoedig nu zal
het voorkomen, dat hetzij in de periode 1/531/12 1940
dan wel in 1943, toen de opbrengst van de oogst gering was,
de voor vrijstelling in aanmerking komende besparing niet
is gemaakt; alsdan geeft de aanvulling van de bijzondere re
geling geen oplossing omdat de meerdere besparing dan
25% van 4.235.in enig jaar, in andere jaren waarin
zodanige besparing niet kon worden gemaakt, niet in aan
merking mag komen; m.aw. het teleurstellende resultaat is,
dat, alhoewel in vele gevallen de totale besparing uit ar
beidsinkomen hoger ligt dan 6.000.toch van de extra
besparingsvrijstelling boven de 5.000.niet kan worden
geprotiteerd.
Het mag als vanzelfsprekend worden beschouwd, dat de
Stichting voor de Landbouw besloten heeft het hierbij niet
te laten en zich andermaal tot de Minister zal wenden om
eindelijk en ten lange laatste een zodanige regeling te krij
gen inzake de besparingsvrijstelling, die voor alle boeren en
tuinders, die daadwerkelijk bespaard hebben in de oorlog,
effectief is. Het resultaat hiervan zullen wij moeten afwach
ten; laat nog niet alle hoop varen!