7226
Memorie van Antwoord betreffende de Rijksbegroting van
zijn ministerie voor hef jaar 1949.
Indien het in de bedoeling ligt, zoals reëele levensnood
zaak voorschrijft, Nederland voor de voedselvoorziening
meer van hef buitenland onafhankelijk te maken, hetgeen
ook dank zij energie van overheid, organisatie en bedrijfs
leven in toenemende mate het geval is, en de export van
producten van land- en tuinbouw op te voeren ter opvul
ling van de in handels- en betalingsbalans geslagen gaten,
waarbij boer en tuinder en hun coöperatieve afzefbedrijven
ter ere mogen worden vermeld, dat het zich laat aanzien, dat
de export van agrarische producten dit jaar het totaalbedrag
van 1 milliard zal overschrijden, dan zal de kapitaalgift in
het land- en tuinbouwbedrijfsleven nog overvloedig moeten
zijn, ter bereiking mede van een steviger welvaartspositie
van de kleine boer en tuinder.
Kapitaalgift in de vorm van bedrijfscrediet voor meer
kunstmest en beter zaaizaad en poofgoed, enz. in het bij
zonder voor de bevordering van de omschakeling op in
tensieve voederverbouw in het gemengde bedrijf, waar
door meer vee en meer varkens kunnen worden gehouden;
kapitaalgift ook in de vorm van investeringscrediet voor
aanschaffing van werktuigen, die een intensiever bedrijfs
voering moeten mogelijk maken, hetzij individueel, of in
combinatie al dan niet in de vorm van coöperatieve land
bouwwerktuigverenigingen, waarbij kan worden geconsta
teerd, dat onvoldoende grond bestaat voor de vrees, dat
de wet van de verminderende meeropbrengsten reeds een
plafond zou hebben gesteld aan de kapitaalgiff in deze
vorm; ook de bedrijfscoöperaties van boer en tuinder kun
nen door verbetering en uitbreiding van outillage in menig
geval bijdragen tot versteviging van de welvaartspositie van
boer en tuinder, waarbij kapitaalgiff in de vorm van inves
teringscrediet, zo in de landbouw voor installatie van aard-
appelsfomers en drogerijen, in de veehouderij voor ratio
nalisatie in en verbetering van het apparaat van het zuivel-
wezen, in de tuinbouw voor oprichting van koelhuizen e.d.,
dikwijls op zijn plaats kan zijn, waarbij evenwel de mede
werking van de overheid en van de georganiseerde land
en tuinbouw nauwelijks kan worden gemist bij de opstelling
van een voorzichtig investeringsplan en van de overheid