7057 3. a. y4%o van de jaaromzet lopende rekeningen (cliën ten) en i/8700 van de jaaromzet spaargelden (beide debet en credit), b. 0.05 per post lopende rekeningen (cliënten). 4. a. x/2% van de reserve tot 25.000.van 25.000. tot 100.000.V4%; daarboven b. een gelijke vergoeding als 4a, met als maximum van de jaaromzet lopende rekeningen (cliën ten). Zie 3a. 5. Een vast bedrag van 200.voorzover een salaris van 3000.niet wordt overschreden. 6. De maatstaf ingevolge de hiervoor genoemde 5 punten wordt buiten beschouwing gelaten, voorzover de toe passing daarvan zou leiden tot een bedrag, dat met in achtneming van de plaatselijke omstandigheden een re delijke beloning voor een overeenkomstige betrekking met volledige dagtaak zou te boven gaan, tot welk be drag het salaris beperkt blijve. Vergoeding voor kantoor, vuur en licht: bij een ledental tof 50 100. bij een ledental van 51 tot 100 150. bij een ledental van 101 tot 150 200. bij een ledental van 151 tot 200 250. bij een ledental boven 200 300. De bovengemelde punten 15 vormen tezamen, na af ronding naar boven op 25.het maximum bedrag, het welk een boerenleenbank, na goedkeuring door de Cen trale Bank, aan salariskosten mag besteden, met dien ver stande, dat dit bedrag voor de jaren 1947 en 1948 niet ge ringer zij dan het door de kassier per 1 Januari 1947 genoten salaris plus toeslag. Bij de berekening van de bezoldiging ingaande 1 Januari 1947 wordt ais basis genomen: voor de omzetten: tweemaal de in aanmerking komende omzet tweede halfjaar 1946 2), waaruit, zo nodig, de on- Deze vergoeding is niet in het salaris als zodanig begrepen. 2) Het tweede halfjaar 1946 kan als tamelijk normaal worden be schouwd in tegenstelling met het eerste halfjaar 1946.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1948 | | pagina 15