7016
difsaldo gelden dus dezelfde regelen als voor de terugbeta
ling van een ten name van een overleden rekeninghouder
staand spaartegoed.
Hebben de erfgenamen behoefte aan voortzetting van het
credief, dan moet dit na het overlijden van den credietne-
mer ten spoedigste geheel opnieuw geregeld worden. Ver
nieuwing van de bestaande hypotheek ot borgstelling is
daarbij onvermijdelijk. Men stelle zich in een dergelijk geval
steeds in verbinding met de Centrale Bank, teneinde in ge
zamenlijk overleg tof een oplossing te komen al naar ge
lang de omstandigheden.
Het is ook mogelijk, dat de erfgenamen aan voortzetting
van het crediet geen behoefte meer hebben, doch he' wel
op prijs zouden stellen indien het bestaande debetsaldo ge
handhaafd zou kunnen blijven. Het moet dan verder worden
behandeld op dezelfde wijze als een voorschot loopende ten
laste van een overleden voorschotnemer, terwijl voor de re
gelmatige aflossing van het debetsaldo een regeling met de
gezamenlijke erfgenamen zal getroffen moeten worden. In
de boeken blijft de rekening dan doorloopen, nadat zij ten
name van de gezamenlijke erfgenamen is gesteld. Zij mag
dus niet van Grootboek III naar Grootboek II worden over
gebracht. Hef verdient aanbeveling, dat de Kassier in een
dergelijk geval in het hoofd dier loopende rekening de
aanteekening plaatst „geen disposities".
In bepaalde gevallen kan zich tenslotte nog de behoefte
doen gevoelen aan een tusschenweg, in dien zin, dat wel
het crediet als zoodanig ophoudt te bestaan en het debet
saldo verder als een gewoon voorschot wordt behandeld,
doch dat daarnaast behoefte aan een nieuw crediet zou be
staan voor het regelmatige geldverkeer met de bank, waar
voor dan een afzonderlijke loopende rekening zou ge
opend kunnen worden.
WET OUDERDOMSVOORZIENING.
Met ingang van 1 October 1947 is in werking getreden
de wet van 24 Mei 1947, houdende een voorloopige rege
ling ter voorziening in den nood van ouden van dagen
(Noodwet Ouderdomsvoorziening).