6995
van Utrecht en Eindhoven, de toevertrouwde crediigelden,'
overwegend in den vorm van tegoed op spaarrekening, rond
1.5 milliard gulden beliepen. Het komt ons voor, dat het-
spaarwezen niet beter kan worden bevorderd, dan door de
wijde spreiding en de dichtheid der vestigingen van locale
kantoren en kantoortjes van spaarbanken en boerenleenban
ken, die onder de leiding van de vertrouwenspersonen ter
plaatse, die hef bestuur vormen of het beheer voeren, een
gemakkelijke gelegenheid bieden aan iedereen om zijn
spaarduiten naar de bank te brengen. Het vertrouwen in deze
instellingen van het particuliere initiatief wordt nog verhoogd
doordat de bestuurders hun functie doorgaans kosteloos
waarnemen.
Nu kan men lang en breed praten over spaarzin en be
vorderen van de spaaractiviteif, maar het alpha et omega
daarvan blijft steeds het vertrouwen en wel het vertrouwen
in de beheerders der spaarinstellingen en het vertrouwen,
dat de spaarzaamheid wordt beloond in de vruchtbaarheid
der besparing, m.a.w., dat men van zijn spaardaad beter
wordt. Nationaal moet het volk van zijn spaarzaamheid in
algemeenen zin beter worden, maar "öok individueel moet
de spaarder kunnen vertrouwen, dat hij beter ervan wordt,
indien hij een deel van zijn inkomen teruglegt en zich uit
spaarzaamheid het verbruik daarvan ontzegt.
Op deze beide aspecten van de beteekenis der spaar
zaamheid wordt ook gewezen in de Memorie van Toelich
ting op het wetsontwerp inzake Nafionaien Spaarraad en het
uitgeven van Rijksspaarbrieven. Wij lezen daarin:
„Het is onder de huidige omstandigheden een nationaal
„belang van de eerste orde dat het Nederlandsche volk zoo-
„veel mogelijk spaart. Nu de wedpropbouw en het herstel
„van ons gehavende economische leven op gang worden
„gebracht, ontstaat een ongekend groote behoefte aan ka
pitaal. De voor investeering noodige middelen moeten
„grootendeels voortkomen uit de besparingen, die het Ne
derlandsche Volk bereid is te verrichten. Momenteel is de
„toestand zoo, dat de besparingen in vergelijking tot de fe
„verwachten investeerings-behoeffe tekort schieten. Hef is
„derhalve noodig te bevorderen, dat een belangrijk deel
„van het nationaal inkomen niet wordt besteed voor con
sumptieve doeleinden, doch in plaats daarvan voor de fi-