6986
OVERLIJDEN VAN EEN VOORSCHOT- OF CREDIETNEMER.
Reeds vroegerwerd in de Mededeelingen een uitvoerig ant
woord gegeven op de vraag wat er dient te gebeuren indien
een voorschotnemer of een crediefnemer komt te overlijden.
Het betreffende artikel is te vinden in Mededeelingen no.
222 van Juni 1935. Wat er ook sedert hef verschijnen van
deze bijdrage op allerlei gebied gewijzigd is, de voorschrif
ten welke bij het overlijden van een voorschot- of credief
nemer moeten worden in acht genomen, bleven practisch on
veranderd.
Ter beantwoording van de vragen weike ons op dit punt
herhaaldelijk worden gesteld, zouden wij dan ook kunnen
volstaan met verwijzing naar hef aangehaalde artikel, ware
hef niet, dat vele van de talrijke nieuwe beheerders en kas
siers, welke na het verschijnen van het artikel zijn in functie
getreden, door zulk een verwijzing allerminst gebaat zijn
daar hef betreffende exemplaar van de Mededeelingen mis
schien niet of niet meer in de archieven hunner Bank aan
wezig is.
Het wil ons -daarom voorkomen, dat in hef bijzonder de
hierboven bedoelde beheerders en kassiers het op prijs zul
len stellen indien onzerzijds nog eens opnieuw tot publicatie
van de bestaande voorschriften werd overgegaan. Dal wij
daarbij menigmaal in herhaling zullen vervallen van het reeds
in 1935 gepubliceerde artikel, is uiteraard niet te voorkomen
omdat er, zooals gezegd, juist op dit punt in den loop der
jaren zoo weinig is veranderd.
Bij overlijden van een debiteur wordt de nalatenschap dooi
de erfgenamen meestal zuiver aanvaard, hetgeen tot gevolg
heeft, dat de verplichtingen van den erflater op de erfgena
men overgaan, en wel naar verhouding van ieders aandeel.
Erfgenamen welke voor deze consequentie terugschrikken,
b.v. omdat de schulden van de nalatenschap de daarin aan
wezige baten overtreffen, kunnen zich hieraan onttrekken
door den boedel ofwel onder voorrecht van boedelbeschrij
ving te aanvaarden (ook wel genaamd benificant aanvaarden)
ofwel geheel te verwerpen. Men gaat hiertoe echter niet zoo