6952
de Voorzitter het woord aan den heer A. N. Fleskens,. Voor
zitter van het Bestuur, die de volgende rede hield:
M. d. V.
1. Nu mij wederom de taak is toebedeeld om een toe
lichting te verstrekken op het verslag onzer instelling over
het jaar 1946, mag ik niet nalaten (ook mijnerzijds) allereerst
de aandacht te vragen voor het feit, dat dit jaarverslag weer
ruimschoots binnen den statutairen termijn kan worden aan
geboden. Na de oorlogsche- en na-oorlogsche stormen met
hunne somtijds hooge vloedgolven van opdrachten en voor
schriften te hebben doorstaan, blijkt, dat onze credietorgani-
satie weer een rustiger vaarwater heeft bereikt, dat nog steeds
is, en naar het zich laat aanzien voorshands zal blijven, van
breeder stroom en sneller vliet, dan het enger begrensde
operatievlak van voor den oorlog; daartegen zijn wij echter
bestand geworden door innerlijke versterking van het schip
onzer organisatie en door uitbreiding van de bemanning, die
het den juisten koers moet doen houden. Allerlei feiten en
cijfers uit het jaarverslag kunnen tot staving daarvan worden
aangehaald, maar alvorens ik daartoe overga, wil ik in het
licht stellen den economischen achtergrond, waartegen de
uit de cijfers in hef jaarverslag blijkende ontwikkeling onzer
financiëele instelling moet worden gezien.
2. Het economisch wereldbeeld, dat daartoe moet wor
den geschetst, is weinig verheffend. In plaats van de vesti
ging eener harmonische regeling der buitenlandsche betrek
kingen, schijnen de spanningen tusschen landen en volkeren
veeleer toe te nemen. Hoe kan het anders, dat onder derge
lijke omstandigheden ook de economische verhoudingen tus
schen de verschillende landen gebrekkig blijven en van een
eendrachtig samenwerken tof bereiking van een zoo groot
mogelijke welvaart nauwelijks sprake kan zijn. Ondanks de
oprichting van machtige organismen als het Internationale
Monetaire Fonds, de Internationale Bank voor Herstel en
Ontwikkeling en de Internationale Handelsorganisatie kwa
men de natuurlijke betrekkingen tusschen de volkeren, die
voortvloeien uit historische ontwikkeling en geografische lig
ging nauwelijks tot haar recht. Ons land is daarvan wel in ern
stige mate hef slachtoffer, nu zijn natuurlijk achterland, als
Dollar-kolonie en Ponden-mandaat ingelijfd in de economi-