6930 ondergaan, de stichtingskosten in belangrijke mate boven de fe verwachten verkoopwaarde zijn komen te liggen. De prijzenbureaux gaan n.l. bij de vaststelling van de verkoop waarde althans tof nu toe, nog niet hooger dan 125% van de verkoopwaarde per 9 Mei 1940, zoodat het heel dikwijls zal gebeuren, dat bij evenfueele verkoop de 70% van de stichtingskosten niet eens zal worden gehaald. Daarop be staat te minder kans omdat de overdracht van bijdragen en voorschot op den nieuwen eigenaar slechts op voorstel van het Gemeentebestuur in overweging kan worden genomen. Zelfs indien het advies van de Gemeente gunstig luidt, staat het derhalve nog niet vast, dat op het verzoek gunstig zal worden beslist. De kooper verkeert zoodoende op dit punt wel in een zeer afhankelijke positie. Bovendien moet de eigendomsoverdracht reeds hebben plaats gehad, voordat een verzoek tot overschrijving van bijdragen en voorschot kan worden ingediend. Het is dus voor gegadigden niet zon der risico bij de vaststelling van het bedrag waarvoor zij het gebouw willen koopen er al te vast op te rekenen, dat ook bijdragen en voorschot aan hen zullen worden over gedragen. Een ander bezwaar voor de hypotheekhouders is wij wezen er reeds eerder op hierin gelegen, dat het recht op bijdrage en uitkeering vervalt indien zonder toestemming van den Minister van het bouwplan wordt afgeweken of de bestemming van de woning wordt gewijzigd. Dit alles heeft ertoe geleid, dat wij geen vrijheid konden vinden er in toe te stemmen, dat onze boerenleenbanken bij hef verstrekken van hypothecaire voorschotten aan niet- landbouwers voor nieuwbouw vallende onder de Financie ringsregeling zouden afwijken van de tot nu toe op dit punt gevolgde gedragslijn. Onze boerenleenbanken kunnen niet geacht worden een speciale taak op dit punt te hebben, zulks in tegenstelling met b.v. de verstrekking van de land- bouwmolestcredieten en de crediefen voor wederopbouw van boerderijen. Bij hypotheekverleening voor deze geval len van nieuwbouw mag dus in de toekomst uitsluitend bij wijze van belegging niet verder worden gegaan dan 2/3 ge deelte van de geschatte verkoopwaarde, of ten hoogste 2/3 gedeelte van het bedrag van de z.g. rendabele bouwkosten, bepaald op de wijze als hiervoor omschreven. Mocht het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1947 | | pagina 8