6905 op het tijdstip van hef sluiten der overeenkomst en op het aldaar in de bijzondere omstandigheden onder fatsoenlijke menschen algemeen aanvaarde rechtsbewustzijn. V. AANVOER TER VEILING. Ten aanzien van boeren en tuinders, die, geheel in over eenstemming met de daartoe geldende voorschriften en ook volkomen te goeder trouw, hun producten ter veiling hebben aangevoerd, waar die producten voor een deel door vijande lijke instanties in beslag werden genomen, doch voor een deel ook aan de bevolking ten goede zijn gekomen, wordt de vermogensaanwas, verkregen uit hoofde van leveringen aan die instanties, niet onder het hoogere tarief begrepen, want van hen behoeft niet te worden gezegd, dat zij die pro ducten hebben geleverd in strijd met de zorgvuldigheid ten aanzien van de nationale zaak, welke redelijkerwijze be taamde. Welke gevallen onder art. 27 vallen en welke niet wordt f.z.t. in hoogste instantie door het scheidsgerecht beslist. VI. BEWIJS ONOIRBARE AANWAS. Een belangrijk punt in art. 27 is de regeling van den be wijslast. Deze last drukt in beginsel op den belastingplichtige en niet op den inspecteur. Volgens art. 27, tweede lid, wordt namelijk een vermogensaanwas, waarvan de belastingplich tige de herkomst niet overtuigend aantoont, belast als op onoirbare dan wel op ongerechtvaardigde wijze verkregen vermogensaanwas. Dit is noodig o.m. in verband met aan zienlijke verrijkingen, welke, ook buiten de uitoefening van bedrijf of beroep, veelal door ongure elementen voor toe gezegde hulp of voorspraak, of soms zelfs door roof zijn ver kregen. Bij het opleggen van aanslagen naar hef verhoogde tarief dienen de inspecteurs met groofe omzichtigheid te werk te gaan. Zij mogen dat tarief eerst toepassen indien er een be gin van bewijs is. Zulk een bewijs kan geacht worden te zijn geleverd indien (uit beschikbare renseignementen b.v.) blijkt, dat abnormale winsten zijn behaald, dat bepaalde om zetten en winsten administratief niet zijn verantwoord of dat een belastingplichtige in gebreke blijft den aanwas van zijn vermogen te verklaren. De inspecteurs behoeven, wat betreft het overtuigend aantoonen door den belastingschuldige, niet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1947 | | pagina 7