6901
in arf. 17 der wef slechts de meest voorkomende opgenomen.
Mochten zich gevailen voordoen, waarin het niet in aan
merking nemen van een aftrekpost in den zin van art. 17 tot
een aanzienlijk te hoogen voorloopigen aanslag zou leiden,
dan wordt met het bestaan van zoodanigen aftrekpost niet
temin reeds bij het opteggen van den voorloopigen aanslag
rekening gehouden.
Dienvolgens kan worden geadviseerd om mede ter cq/rectie
van te hooge waardeeringen van het vermogen op den 2den
peildatum, zoonoodig na invulling van het voorloopig aangif
tebiljet, zooals hef thans luidt, op een afzonderlijk vel papier,
dat bij het aangiftebiljet wordt gevoegd, de navolgende
aftrekposten op te nemen:
1. veestapel.
In afwachting van de tinnenkorf uit te vaardigen voor
schriften nopens de waardeering van den veestapel in
hef eindvermogen, welke voorschriften door den Minister
in den beknopfen Leidraad zijn in uitzicht gesteld, zou
als volgt kunnen worden gehandeld: Vastgesteld dient
te worden hef verschil fusschen de in de voorloopige
aangifte per 1 Januari 1946 en per 1 Mei 1940 voor ieder
dier aangenomen waarde bij de invulling van hef aangifte
biljet overeenkomstig de desbetreffende aanwijzingen.
Voor zoover dit verschil voor ieder dier te boven gaaf
de hieronder volqende bedragen kan voor hef totaal van
dit surplus een affrekoosf worden opgenomen. Hieronder
volgt voor de verschillende bestanddeelen van den vee
stapel de maximale vermogensaanwas, die volgens de
richtlijnen van de Stichting voor den Landbouw ten hoog
ste voor belasting in aanmerking komt.
1. Volwassen vee (koeien, vaarzen of stieren)
32.per dier
2. Jong vee (pinken of hokkelingen) 5.—
3. Kalveren 8
4. Schapen n \2.
5. Werkpaarden 116.
6. Pluimvee (kippen of eenden) 2.50
2. landbouwgronden.
Voor zoover de waarde van de landbouwgronden in het