6900
hooge vermogensaanwas uitwijst. Dit vindt zijn oorzaak in
-het feit, dat het voorloopige aangiftebiljet uitgaat van het
vermogen per 1 Januari 1946, terwijl geen rekening wordt
gehouden met de verschillende faciliteiten, welke de ver-
mogensaanwasbelasting ten aanzien van bovengenoemde
belastingplichtigen inhoudt en verder door den Minister bij
de behandelingen van de vermogensaanwasbelasting zijn
toegezegd.
Hieronder volgen eenige aanwijzingen hoe de aangifte
dienovereenkomstig zou kunnen worden gecorrigeerd, waar
bij is rekening gehouden met den door den Minister van
Financien bij beschikking van 8 Februari 1947 no. 41 vast-
gestelden Leidraad bij de Wet op de Vermogensaanwas
belasting, terwijl,'voorzoover de in uitzicht gestelde minis-
terieele voorschriften nog niet zijn verschenen, zijn opge
nomen de aanbevelingen, die ter vaststelling daarvan door
de Stichting zijn gepubliceerd, waarmede verschillende in
specties van 's Rijks Belastingen ter bevordering van een
vlotte aanslagregeling zijn accoord gegaan.
I. OORLOGSSLACHTOFFERS.
Ten aanzien van den door den oorlog in hun maferieele
bezittingen het meest getroffenen zal hef opleggen van aan
slagen moeten worden uitgesteld tot de regeling van de
maferieele oorlogsschade wettelijk is tot stand gekomen.
Tot het verkrijgen van zoodanig uitstel dienen belangheb
benden zich tot den inspecteur te wenden. Dit uitstel be
hoort steeds te worden verleend; met betrekking tot de
overige oorlogsslachtoffers dient een soepel standpunt te
worden ingenomen. !n de gevallen, waarin den inspecteur,
ook zonder een verzoek om uitstel, bekend is, dat een be
lastingschuldige behoort tot de categorie van de door den
oorlog meest in hun bezit getroffenen, behoort het opleg
gen van een aanslag vooralsnog eveneens achterwege te
blijven.
Het verzoek om uitstel, als voren bedoeld, zou kunnen
worden gedaan op het voorloopig aangifte-biljet, nadat dit
zooveel mogelijk globaal is ingevuld.
II. AFTREKPOSTEN.
In hef biljet Aa zijn van de aftrekposten als bedoeld zijn