6852 De debiteur zelf moest steeds betalen met vrij, resp. met giraal geld, Doordat hef door hem te betalen bedrag op ge blokkeerde rekening moest worden gestort, ontstond ten onrechte hier en daar de opvatting, dat de debiteur voor deze betalingen over zijn geblokkeerd tegoed mocht be schikken. Ofschoon een ieder nu langzamerhand wel zal we ten, dat deze opvatting op een misverstand berustte, kwam het ons toch gewenscht voor nogmaals te herhalen, dat over geblokkeerd tegoed alleen mag worden beschikt voor hef doen van die; betalingen welke bij de Deblokkeeringsbe- schikking zelve of bij Aigemeene Vergunning uitdrukkelijk zijn genoemd. Aanvankelijk werd betwijfeld of de crediteur van een vor dering als hierboven bedoeld met storting op geblokkeerde rekening genoegen moest nemen en verplicht was deswege aan zijn debiteur kv/ijfing te verleenen. Menigmaal werd dit dan ook door den crediteur geweigerd. Bij de Elfde Aanvul lingsbeschikking is deze kwestie definitief beslist doordat bepaald werd, dat in die gevallen waarin betaling door stor ting op geblokkeerde rekening dient te geschieden, de de biteur tot het dienovereenkomstig door hem gestorte bedrag rechtsgeldig is gekweten. De eerste verruiming van de voorschriften betreffende de aflossing van vóór de geldsaneering dateerende schulden is van 21 Juli 1946. Op dien datum toch trad in werking de Elfde Aanvullingsbeschikking Deblokkeering, onder meer in houdende dat periodieke aflossingen terzake van een geld- leening verschuldigd, voortaan op vrije rekening van den cre diteur moesten worden tegoed geschreven of in contanten aan den crediteur moesten worden uitbetaald, zulks tot een maxi mum van 5% per jaar van het geleende kapitaal. Voorzoover echter de periodieke aflossingen in eenig jaar 5% van het ka pitaal zouden te boven gaan, bieef de verplichting om het af te lossen bedrag op geblokkeerde rekening te storten, voor dit meerdere onverminderd gehandhaafd. In dezelfde Aanvullingsbeschikking werd daarenboven be paald, dat bij algeheele aflossing van geldleeningen welke vóór 1 Januari 1942 waren aangegaan (z.g. „oude" schulden) of bij gedeeltelijke, niet als periodieke aflossing aan te mer ken terugbetaling van dergelijke geldleeningen nog slechts

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1946 | | pagina 17