6829
nog wel herinneren hoe weinig met deze regeling practisch
was aan fe vangen. Zij was daarvoor te gebrekkig en te
onvolledig. Vanaf het begin iag hef dus al voor de hand,
dat wij hierbij slechts te doen hadden met een overgangs
maatregel, noodig om alleen in de meest dringende gevallen
de cliënten aan de noodige betaalmiddelen te helpen. ,Er
kwamen destijds echter zooveel verschillende vraagstukken
tegelijk aan de orde, dat nog tot 30 November 1945 moest
worden gewacht voordat een meer volledige regeling het
daglicht aanschouwde. Op dien datum is n.l. afgekomen de
Algemeene Vergunning nr. 40, welke sindsdien de grond-
peiler vormt van het geheele crediet- en voorschotverkeer
en zij het dan in gewijzigden vorm tot heden van
kracht is gebleven. Slechts voor het verstrekken van voor
schotten, waarbij tegelijk met het tof standkomen van de
leening ot zekerheid daarvan hypotheek werd verleend (z.g.
vaste hypotheken) kwam een afwijkende regeling tot stand,
Welke regeling op 25 September 1946 werd uitgebreid tot
het verstrekken van onderhandsche leeningen voor langer
dan een jaar aan publiekrechtelijke lichamen. Wij komen
hieronder nog nader op deze uitzonderingen terug.
Bij de reeds genoemde Algemeene Vergunning nr. 40 is
steeds een scherp onderscheid gemaakt fusschen het openen
van een crediet (de credietverleening) en het beschikken
over een crediet, dat al geopend is (het uitbetalen ten laste
van een rekening).
Wat de credietverleening zelf betreft, kregen de banken
ten opzichte van crediefen van 50.000,of minder weder
vrijheid van handelen. Voor het verleenen van dergelijke
crediefen is n.l. sedert 30 November 1945 geen speciale
vergunning meer vereischt. Wordt er echter een crediet ver
leend van meer dan 50.000,of zou een reeds bestaand
crediet als gevolg van een aangevraagde verhooging boven
50.000.stijgen, dan is ook nu nog zulk een vergunning
noodzakelijk.
Wel moet bij practisch iedere credietverleening, ongeacht
de grootte van het bedrag, door den credietnemer schrifte
lijk worden verklaard, dat hij niet over ter beurze verhandel
bare effecten beschikt. Is credietverleening noodig om den
credietnemer in staaf te stellen in zijn levensonderhond te
voorzien, dan mag zelfs ook de echtgenoofe niet over der-