6826 Voor de ongetwijfeld aanzienlijker schade in de jaren 1944 en 1945 kunnen overeenkomstige cijfers niet worden opgegeven. Waarom niet? Omdat het A.P.M. tekort schiet in de schade-afwikkeling? Neen, wij hebben in het bestuur van het A.P.M. kunnen constateeren, dat de administratie van het Fonds alle krachten inspant om de vaststelling der schaden zoo spoedig mogelijk onder de knie te krijgen. Reeds zijn door het A.P.M. voor de jaren 1944 en 1945 aan schaden vastgesteld tof een bedrag van ten naastenbij 20 millioen, terwijl voor een aanmerkelijk hooger bedrag aan schade is opgenomen. Maar het teleurstellende is, dat er geen uitzicht bestaat, dat na de schade-vastsfeliing het A.P.M. spoedig tof uit- keering zal kunnen overgaan. Daartoe is hef immers noodig, dat ook de Rijksbijdragen zijn vastgesteld en daarop mag voorloopig niet worden gerekend, ondanks dat de schade afwikkeling door het Rijk wel aan tien verschillende organi saties is opgedragen. Wij wagen hef te betwijfelen of deze veelheid van Rijksinstanties wel dienstig is voor een vlotte afwikkeling. Veeleer hebben wij den indruk, dal het aantal instanties langzamerhand zoo groot is geworden en de re- geiing zoo ingewikkeld, dat hef vrijwel onmogelijk is voor de mclesfverzekeringsmaatschappijen om te weten tot wie men zich moet wenden. En zoo hef A.P.M. in verband met de vaststelling der Rijksbijdragen al tof afwikkeling in staat zou zijn, dan staat aan de geldelijke uitkeering van de schaderegeling nog in den weg, dat de molestverzekeringsmaatschappijen verplicht zijn geworden de schade-uitkeeringen te storten op geblok keerde rekening bij de Herstelbank. Op de gegeven beschrijving van de feitelijke situatie bij de molesfverzekeringsinstellingen kan maar één conclusie volgen: de zaak zit potdicht, niet door de schuld van het A.P.M. maar als gevolg van de overheidsregelingen. Een en ander was voor het bestuur van het A.P.M. vol doende aanleiding om hierin niet langer te berusten. Er is met de andere verzekeringsinstellingen contact gezocht en het resultaat der bespreking was een kort en bondig tele gram aan den Minister van Financiën met een duidelijk voor stel. Het luidt als volgt: „De gezamenlijke onderlinge molestverzékeringsmaaf-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1946 | | pagina 11