6796 Allereerst de enorme stijging van de beschikbare midde len bij de C.C.B. en wel in het tijdvak van 1 Januari 1945 tot 8 November 1945, toen de hoogste stand werd bereikt, met 340 millioen. Op dat tijdstip bedroeg het tegoed der boerenleenbanken bij de C.C.B. bijna 650 millioen. Het is niet ondienstig om bij deze cijfers even stil te staan en na te gaan, wat zij ons kunnen leeren. De vraag rijst n.l. of bin nen hef kader der geldsaneering deze toevloed van middelen als gevolg van de inlevering der oude bankbiljetten als ab normaal veel kan worden beschouwd. Voor dat onderzoek moeten wij als uitgangspunt nemen den stand der beschikbare middelen op 9 Juli 1945, de datum der intrekking van de biljetten van 100,ad 380.671.000,en den evenver- melden hoogsien stand; het verschil ad ruim 269 millioen kan geacht worden bij de boerenleenbanken aan bankbiljet ten te zijn ingeleverd. Dit bedrag nu maakt 6% uit van de totale circulatie aan bankbiljetten ad 4 milliard 900 millioen, die op 9 Juli 1945 uitstond. Bij de beoordeeling van totaal be drag en van percentage der bij de boerenleenbanken inge leverde bankbiljetten moet in aanmerking worden genomen, dat bij onze dorpsbanken niet alleen het geld werd ingele verd van boer en tuinder, maar ook van den dorpssmid, den slager, den handelaar en van den rentenier. Zouden wij in ver band daarmede de noodige correcties aanbrengen, dan mag o.i. veilig worden geconcludeerd, dat naar verhouding van het geldbelang van den door onze credietorganisatie bediende agrarischen sector tot hef geldbelang van de geheele Neder- landsche volkshuishouding, een en ander niet bovenmatig is. Zulks komt ook tot uiting in het verloop, dat zich na de geldzuivering heeft voltrokken. Tusschen 1 October 1945 en 5 Augustus 1946 werden door de Nederlandsche Bank in totaal wederom 2 milliard 405 millioen gulden nieuwe bank biljetten uitgegeven; door ons werden daarvan opgenomen en ter uitbetaling aan de boerenleenbanken toegezonden 158 millioen; dit is wederom ruim 6% van de totale uitgifte aan bankbiljetten. Ook de teruggang der beschikbare middelen bij de C.C.B. had geen dramatisch karakter. Tusschen 2 October 1945 en 1 Juli 1946, toen na de tweede inschrijving op hef Grootboek 1946, met 487 millioen weer de laagste stand werd bereikt, werd per saldo bijna 163 millioen bij de C.C.B. wegge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1946 | | pagina 9