6797
trokken. Van dit bedrag ging 75 millioen naar 's Rijks Schat
kist en wel 20 millioen door belastingbetaling en 55 mil
lioen door inschrijving op het Grootboek. Het restant of
88 millioen werd dus per saldo vrij opgenomen; hierin
zijn begrepen de uiikeeringen van Landbouwherstel en we
gens steunverleening aan de bedrijven op de zandgronden
die voor een bedrag van 50 millioen door tusschenkomst
van onze instelling werden uitbetaald.
Ook op andere wijze kunnen de cijfers nog worden ont
leed, waarbij dan wordt rekening gehouden met de onder
scheiding vrij en geblokkeerd.
Op 2 October 1945 de datum van afsluiting der geld-
inlevering stond bij de gezamenlijke boerenleenbanken
uit een bedrag van 689 millioen, waarvan op dat tijdstip
617 millioen door de boerenleenbanken bij de C.C.B. was
gestort; 33 millioen was nog bij de boerenleenbanken in kas
en werd eerst in den loop van October en November door
de boerenleenbanken naar de C.C.B. opgezonden, terwijl
bovendien 40 millioen door de boerenleenbanken zelf was
belegd. Op 2 October 1945 was het totale bedrag van
689 millioen geblokkeerd. In de periode tusschen 2 Octo
ber 1945 en 31 December 1945 liep het tegoed bij de boeren
leenbanken terug tot 655 millioen; hiervan was na afsplit
sing der vrije rekeningen geblokkeerd 349 millioen en vrij
306 millioen; hef grootste gedeelte van het tegoed bij de
boerenleenbanken was toen nog geblokkeerd; n.l. ruim 53%.
Per 1 Juli 1946 was hef tegoed bij de boerenleenbanken
wederom feruggeloopen tot 525 millioen, daarvan was
241 millioen geblokkeerd en 284 millioen vrij; de ver
houding was toen dus omgekeerd; het grootste gedeelte van
het tegoed of ruim 54% stond per 1 Juli j.l. dus vrij bij de
boerenleenbanken uit.
Nog andere leering zou uit de medegedeelde cijfers kun
nen worden geput, onder meer, dat het ook met de aan het
platteland aangewreven neiging om bankbiljetteh vast te hou
den, nog al meevalt; daarop gaan wij niet verder in. Wij
zullen niet nalaten van onze bevindingen verslag uit te bren
gen aan de bevoegde autoriteifen. Voor den terugkeer van
geheel normale verhoudingen in het geldverkeer, is hef even
wel noodzakelijk, dat aan beide zijden, zoowel aan de kant
van de overheid als aan de kant van de burgers vertrouwen